Pul van een kievit jaagt op insecten in het open gras - alleen gebruiken voor OBN

Plasdras voor weidevogels moet beter

OBN Natuurkennis
10-NOV-2020 - Het principe greppel-plasdras werkt nog niet zo goed als gehoopt. Weidevogels worden er wel door aangetrokken, maar ze krijgen nog steeds weinig jongen groot. Geen groei van de populatie dus. Een beter beheer van de plasdraspercelen, met een licht gewas in de plasdras en hoge en dichte groei eromheen, kan wellicht voor verbetering zorgen.

Greppel-plasdras, een maatregel waarbij boeren de middengreppel van een perceel vol water zetten waardoor een natte zone rond de greppel ontstaat, is populair onder boeren omdat het niet erg ingrijpend is voor de bedrijfsvoering. Maar de methode draagt vooralsnog niet bij aan een beter broedsucces van de kievit, blijkt uit onderzoek van Wageningen University & Research, Sovon Vogelonderzoek en Altenburg en Wymenga in opdracht van het Netwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN).

Bij een greppel-plasdras wordt de greppel afgesloten, waardoor rond de greppel een plasdrassituatie ontstaat

Kuikenoverleving

Plasdrassituaties zijn wel aantrekkelijk voor weidevogels, bleek uit eerder onderzoek. Er komen meer weidevogels voor dan in vergelijkbare situaties zonder plasdras en het insectenaanbod – en daarmee ook voedselaanbod voor de jongen – is groter. Of dit ook daadwerkelijk leidt tot een grotere overlevingskans voor de kuikens, was nog de vraag. Om hierachter te komen hebben onderzoekers in drie gebieden in Zuid-Holland, Utrecht en Friesland/Groningen de overleving van kievitskuikens in percelen met en zonder plasdras vergeleken. Dat gebeurde door de jongen te zenderen en te volgen.

Kievit met jong bij plasdras

Slechte conditie

De plasdrassituatie bleek geen positieve invloed te hebben op de kuikenoverleving, er groeiden net zo veel – of beter gezegd net zo weinig - kuikens op tot volwassen vogel als in situaties zonder plasdras. De onderzoekers zagen ook dat de conditie van de jongen met plasdras later in het seizoen slechter was dan in de groep zonder plasdras, wat een grotere sterftekans betekent. Opvallend was dat over de hele linie de conditie van de kuikens beduidend slechter was dan tijdens de vergelijkingssituatie in de jaren 80. Kieviten lijken een generiek probleem te hebben; plasdrassen lossen dit niet op.

Van de gezenderde jongen werd regelmatig de conditie bepaald

Weelderige begroeiing

De greppel-plasdras maakt de verwachtingen dus niet waar; er is geen groter aantal kuikens dat vliegvlug wordt en plasdras draagt daarmee niet bij aan de broodnodige groei van de populatie. Een goede verklaring hadden de onderzoekers niet direct. Wel viel op dat de gewasgroei op de percelen met plasdras vaak erg weelderig was. Dit ‘zware gewas’ is slecht toegankelijk voor kuikens, waardoor ze lastiger voedsel kunnen zoeken. Daarop voerden de onderzoekers een landelijke analyse uit met behulp van satellietbeelden om een inschatting te maken van de biomassa van de vegetatie bij plasdrassen. Daaruit bleek dat de gewaszwaarte van de plasdrassen lang niet altijd minder was dan van de omgeving. In dertig procent van de gevallen was vegetatie in het plasdrasdeel zelfs zwaarder dan erbuiten.

Zwaar gewas op het plasdrasperceel; een te dichte en hoge begrooeiing voor de kuikens

Beter beheer

Met deze kennis keken de onderzoekers nog eens naar de resultaten in de drie onderzochte gebieden, en merkten dat de gebieden met licht gewas in de plasdras (en hoge en dichte groei eromheen) in elk geval meer weidevogels met jongen herbergden dan de plasdrassen met zwaar gewas. Om tot een beter resultaat te komen, doen de onderzoekers dan ook aanbevelingen aan beheerders om tot echt geschikt habitat te komen: naast de plasdras-omstandigheden ook zorgen voor een weinig productieve vegetatie waar de kuikens goed doorheen kunnen lopen. Daarbij is het belangrijk dat boeren zelf in de gaten houden of het habitat op orde is en tijdig bijsturen. Wellicht kan de plasdras dan daadwerkelijk bijdragen aan de kievitpopulatie.

Meer informatie

Tekst: Koen Moons, Kennisnetwerk OBN
Foto's: Arjan van Duijvenboden; Dick Melman