Fluweelboleten in de voorhoede van boleten

Nederlandse Mycologische Vereniging
2-JUN-2021 - In Nederland komen ongeveer zeventig boleten voor, waaronder zeventien fluweelboleten. Op maandag 7 juni organiseert de Nederlandse Mycologische Vereniging een online lezing, dit keer door Chiel Noordeloos, over de fluweelboleten en enkele andere soorten boleten die vanaf de voorzomer te vinden zijn.

Fluweelboleten vormen binnen de boletenfamilie een vrij goed herkenbare groep soorten. Zoals de naam al zegt, onderscheiden de fluweelboleten zich van de meeste andere boleten door een combinatie van uiterlijke kenmerken: een hoed met een droog, fluwelig oppervlak dat vaak de neiging heeft om te craqueleren: open te barsten in onregelmatige fijne tot grovere plakjes, waartussen het hoedvlees zichtbaar wordt. Fluweelboleten zijn doorgaans kleine boleten, met een mooie, regelmatig gewelfde hoed en een doorsnee die meestal niet groter is dan zo'n vijf tot zes centimeter. De poriën zijn over het algemeen wittig, créme, of groenig tot felgeel. De slanke steel is maximaal een tot anderhalve centimeter dik en loopt vaak taps toe aan de steelvoet. Het oppervlak van de steel is vezelig tot heel fijnschubbig. Bij een kleine groep fluweelboleten kunnen ook duidelijke lengteribben voorkomen op de steel die soms onderling verbonden zijn en een soort netstructuur vormen. Die netstructuur ziet er echter heel anders uit dan bij sommige 'echte' boleten (in het Duits ook wel Dickstielrohrlinge genoemd). Echte boleten onderscheiden zich vooral door de dikke stevige steel, vaak sterk verbreed naar de voet, en soms door een goed ontwikkeld netwerk op de steel.

Bruingele fluweelboleet: herkenbaar aan de vrij rossigbruine hoed met een karakteristieke lichtere rand, en de verkleuring van het vlees op doorsnede: rood in het bovenste deel van de hoed en blauw in het onderste deel van de hoed, boven de buisjeslaag en in de steelschors. Komt voor onder eik en linde, vooral in de binnenduinrand

Leefwijze van fluweelboleten

Fluweelboleten hebben een symbiotische relatie met bomen, ze vormen mycorrhiza (zwamwortel) met zowel loof- als naaldbomen, en meestal zijn ze niet erg kritisch daarin. Je vindt ze, meestal in kleine groepjes, in de bossen en parken, vaak langs paden waar wat meer licht valt. Deels omdat ze in het warmere deel van het jaar groeien, en omdat ze blijkbaar erg lekker zijn voor insecten en parasitaire schimmels, hebben ze doorgaans maar een korte levensduur. Ze worden vaak snel aangevreten en aangetast en komen daardoor vol te zitten met vraatgangen van insectenlarven. Dat bemoeilijkt helaas ook het determineren in het veld.

Een opvallende parasiet op fluweelboleten is de Goudgele zwameter (Hypomyces chrysospermus), die een vruchtlichaam van een fluweelboleet in rap tempo helemaal kan overgroeien. Door de goudgele kleur kun je deze zwameter niet over het hoofd zien. Recent onderzoek heeft aangetoond dat er verschillende soorten zwameters zijn, waarvan sommige heel specifiek gebonden zijn aan een bepaalde soort fluweelboleet. Theoretisch zou je die soorten dus ook aan hun parasiet kunnen herkennen

Blozende fluweelboleet (Xerocomellus engelii) met de blauwverkleuring in de steel, en rode puntjes in de steelvoet

Determineren van fluweelboleten

In de oudere paddenstoelenboekjes, zoals de onvolprezen Elseviers paddenstoelengids van Morten Lange, met goede aquarellen, zul je maar weinig soorten fluweelboleten aantreffen. Het determineren van fluweelboleten lijkt daardoor gemakkelijk: de Sombere fluweelboleet, zoals de naam al zegt, met een donkere, olijfbruine hoed, de Roodsteelfluweelboleet, met een opvallend rode steel naast een bruine hoed, en de Kostgangerboleet, die groeit op de Gele aardappelbovist; daarmee heb je het dan wel gehad. Maar men was het er wel over eens dat je met deze drie boleten niet echt goed uitkwam. De soorten vertoonden daarvoor een te grote variatie in kleur van hoed en steel, dit in combinatie met de verkleuring van de paddenstoel bij aanraking of doorsnijden maakte dat er nauwkeuriger werd gekeken naar deze groep. Allereerst richtte men zich vooral op die variabiliteit van kleur en verkleuring, later ook op de microscopische kenmerken. Uiteindelijk is de hele groep fluweelboleten ook door de moleculaire molen gegaan, en dat heeft er toe geleid dat er nu voor Nederland 17 soorten worden beschreven in het recent verschenen zevende deel van de standaardflora voor paddenstoelen in Nederland, de Flora agaricina Neerlandica.

Rode puntjes in de steelvoet van de Blozende fluweelboleet

Dit roept natuurlijk de vraag op: zijn die soorten ook voor gewone stervelingen te onderscheiden, bij voorkeur in het veld? Het antwoord is, met enige aarzeling, ja, voor een groot deel wel. Voorwaarde is wel dat je mooi vers materiaal hebt dat nog niet is aangevreten of beschimmeld, en dat je bereid bent om een exemplaar te plukken om die vervolgens in de lengte door te snijden om de kleur en de verkleuring aan de buitenlucht van het vlees te beoordelen. Dan kom je een heel eind en zul je slechts een enkele keer aanvullend naar bijvoorbeeld de sporen onder de microscoop moeten kijken.

Goudgele zwameter op een aangetaste fluweelboleet, waarvan de soort niet meer is vast te stellen

Lezing

Chiel Noordeloos zal in zijn lezing op maandag 7 juni een overzicht geven van de fluweelboleten en enkele andere soorten boleten die vanaf de voorzomer te vinden zijn. Hij zal vooral ingaan op de manier waarop je de verschillende soorten kunt herkennen in het veld, en wat daarbij de beperkingen zijn. De foto's in dit natuurbericht geven een beeld van wat je zoal daarbij kunt verwachten. Na de lezing zal ook een eenvoudige veldsleutel tot de fluweelboleten beschikbaar worden gesteld via de website van de NMV.

Tekst: Chiel Noordeloos, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Henk Huijser (leadfoto: Wijnrode boleet met een aanvankelijk wat bobbelig hoedoppervlak dat opbreekt in onregelmatige plakjes en geel vlees dat blauw verkleurt en voorkomt op vochtige plekken onder eiken); Tjerk Nawijn; Gosse Hage; Nico Dam; Machiel Noordeloos