Zonnige bosranden in het Kuinderbos met bloeiende planten zijn aantrekkelijk voor vlinders, andere insecten en vogels.

Kuinderbos: met vallen en opstaan volwassen

Staatsbosbeheer
22-FEB-2023 - Op verschillende plekken in de meeste provincies, is de afgelopen maanden weer nieuw bos aangeplant. In totaal komt er in gebied van Staatsbosbeheer dit plantseizoen naar verwachting ruim 180 hectare nieuw bos bij. Maar nieuw bos is nog geen volwassen bos. Wat is een volwassen bos eigenlijk? En hoe weet je dat? In het Kuinderbos zijn in 2022 weer metingen gedaan die de volwassenheid laten zien.

De aanleg van het Kuinderbos in de Flevolandse Noordoostpolder begon enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog. Het heeft inmiddels al veel stormen, ziektes en andere bedreigingen doorstaan die de nodige sporen hebben achtergelaten. Vanwege de hoge grondwaterstand was het voor veel bomen niet mogelijk diep te wortelen. Maar oppervlakkig wortelen zorgt voor minder stevigheid. Daardoor zijn honderden hectares fijnsparren omgewaaid in de stormen van onder meer 1990, 2007 en 2022. De es, die ook goed vertegenwoordigd was in het Kuinderbos, kreeg recent te maken met de essentaksterfte die nog een extra aanslag op het bos deed.

Dat soort bedreigingen vormden een extra reden om weer te meten hoe het nu met het Kuinderbos gaat. Staatsbosbeheer volgt de ontwikkeling van dit soort bos goed. We meten regelmatig en systematisch de ontwikkeling van het bos. Hoe vaker je dat doet, hoe beter je kunt zien welke kant het uit gaat. We hebben nu drie uitgebreide meetrondes achter de rug, in 1998, 2010 en 2022. En wat blijkt? Met vallen en opstaan is dit oudste bos van Flevoland in een kwart eeuw weer een stuk volwassener geworden.

Wat is volwassen?

Of een bos volwassen is, heeft niet alleen te maken met de hoogte van de bomen maar juist veel meer met de biodiversiteit. In het Kuinderbos hebben zich in de loop van de tijd veel soorten dieren en planten gevestigd die in een bos thuishoren. Zoals de grote weerschijnvlinder, de wespendief, de das, de raaf, de bosuil en in 2022 de kleine ijsvogelvlinder. Dat komt niet alleen doordat het bos inmiddels driekwart eeuw oud is en steeds aantrekkelijker wordt, maar ook door gericht beheer van bijvoorbeeld bosranden. Naast deze bosbewoners is het Kuinderbos inmiddels ook een landelijke hotspot voor de ringslang (8100 eieren in 2022) en voor ruim vijftig soorten libellen, waaronder vier soorten witsnuitlibellen.

Veranderingen in het bos

Door niet alleen planten en dieren te monitoren maar ook bomen te meten, kan je de veranderingen hard maken. Voor een bosbezoeker, maar zelfs voor de beheerder, is het in een groot bos lastig om precies te overzien wat er in het bos verandert. Dankzij de herhaalde systematische bosinventarisaties kunnen we dat laten zien. Dat levert veel cijfers op die we zo goed mogelijk ‘vertaald’ hebben.

Bijvoorbeeld over de menging van bomen. Het aandeel bos waarin verschillende boomsoorten door elkaar voorkomen is nu 27 procent groter dan in 1998 en nadert de tachtig procent, ondanks de stormschade en de essentaksterfte. De essentaksterfte heeft weer eens laten zien dat gemengd bos veel minder kwetsbaar is en daarnaast ook interessanter is voor plant en dier. We planten dan ook altijd verschillende boomsoorten terug op de aangetaste plekken. In geval van nood is er dan altijd wel minimaal één soort die overleeft.

Het Kuinderbos is rijk aan ringslangen, ook de weggebruiker moet opletten

Meer loofbomen

Het aandeel van inheemse loofbomen is ook een onderdeel van de inventarisatie. De hoeveelheid typisch Nederlandse loofboomsoorten zoals eik, beuk, berk en els is  44 procent hoger geworden sinds 1998. Dat komt door aanplant van nieuwe loofbomen, maar ook doordat er veel sparren zijn verdwenen. Meer loofbomen zijn goed voor de klimaatbestendigheid van het bos en voor de biodiversiteit. Vooral eik, berk en els zijn boomsoorten waarop veel insecten en mossen voorkomen.

Het gemiddelde volume van de bomen is per hectare de afgelopen vijfentwintig jaar verminderd, met 12 procent. Geen wonder, als je bedenkt hoeveel dikke bomen zijn omgewaaid of ziek zijn geworden. Het bos is dus tijdelijk niet zo’n grote ‘houtspaarpot’ als tientallen jaren geleden. Ook zijn er veel kwalitatief goede bomen ziek geworden of omgewaaid, terwijl zij juist de ‘dragers’ van het toekomstige bos hadden moeten worden. Daarmee heeft ook de gemiddelde houtkwaliteit een stap terug gedaan. Met het kappen van bomen voor hout houden we daar natuurlijk rekening mee. We werken in het bosbeheer aan een opgaande lijn, door te blijven selecteren op kwaliteit en door van al het hout dat er ieder jaar weer bij groeit slechts een deel te oogsten. Zo wordt de houtspaarpot weer beter gevuld. De ziekte van de essen dwong ons echter tijdelijk meer te kappen om snel weer ruimte te maken voor een nieuwe generatie bomen.

Minder bijgroei

De bijgroei van hout gaat wel steeds langzamer. Sinds de meting van 1998 neemt die jaarlijks af. Is dat goed of slecht nieuws? Het is in elk geval een teken dat het bos ouder wordt en dat is goed nieuws voor alle bewoners en gebruikers van het bos. De bijgroei neemt in heel jong bos snel toe, piekt als de bomen jongvolwassen zijn en neemt daarna geleidelijk weer af. Dat punt is dus jaren geleden al bereikt. De uitval van sparren, de snelste groeiers in het Kuinderbos, en van essen die ziek zijn geworden door de essentaksterfte speelt overigens ook een flinke rol bij de afname van de bijgroei. In de bosvakken waar op de plek van de uitgevallen essen en sparren weer nieuwe jonge bomen zijn geplant, zal de bijgroei de komende jaren weer even toenemen.

Ook de omvang van de bomen meten we. Het aantal bomen dat dikker is dan vijftig centimeter is in twaalf jaar meer dan verdubbeld. Goed nieuws voor de natuur, dikke bomen zijn namelijk veel interessanter als nestgelegenheid voor vogels en vleermuizen. Maar ook voor de houtoogst, wanneer je een fatsoenlijke plank uit een boomstam wil zagen.

De blauwe stip betekent dat deze boom zo lang mogelijk blijft staan als ‘toekomstboom’ en de ruimte krijgt om nog dikker te worden

Meer dood hout

Een gezond bos heeft dood hout nodig. Zowel staand als liggend levert dood hout een belangrijke bijdrage aan het bos. Het verrijkt de bosbodem, houdt water vast en is een voedselbron voor talloze schimmels (paddenstoelen), insecten, mossen en andere planten. Vogels en zoogdieren kunnen in de dode stammen hun nest maken. Vanwege dit alles zeggen we dus: dood doet leven. Voldoende dood hout is essentieel. Het Kuinderbos behoort wat dat betreft landelijk tot de kampioenen en staat van de bossen die afgelopen vijf jaar zijn geïnventariseerd in de top 5. Het aandeel dood hout in de totale voorraad hout is bijna 12 procent, ruim twee keer zoveel als wat minimaal noodzakelijk is.

Mooie rapportcijfers

Het voert te ver om alle meetcijfers langs te gaan, maar één ding is uit de metingen wel duidelijk: het Kuinderbos krijgt mooie ‘rapportcijfers’ voor de hele bosontwikkeling. Zeker als je deze vergelijkt met de streefcijfers voor dergelijk bos die vanuit de beheeropdracht van de provincie aan beheerders zoals Staatsbosbeheer wordt gegeven. De verschillende calamiteiten hebben weliswaar flink roet in het eten gegooid, maar desondanks staat er een aardig volwassen bos. Wij werken er hard aan om ook het nieuwe bos dat dit plantseizoen is aangeplant zo’n toekomst te geven.

Tekst en foto's: Staatsbosbeheer