
Sleutels tot succes voor kokerjuffers en brede geelgerande waterroofkever
Stichting BargerveenDe brede geelgerande waterroofkever (Dytiscus latissimus) is in Nederland zeer zeldzaam en komt nog slechts voor in enkele vennen in Drenthe. Met een sterke achteruitgang in heel Europa heeft de soort de dubieuze eer te behoren tot een van de twee waterkeversoorten die via de Habitatrichtlijn zijn beschermd. Voor natuurbeschermers is het fijn om te weten dat de waterkever alleen in vennen voor kan komen met veel kokerjuffers. In het larvale stadium is deze kever voor voedsel volledig afhankelijk van kokerjuffers – met name grote soorten uit de familie van de Limnephilidae.
De kokerjuffer is de larve van een schietmot, een vliegend insect dat nauw verwant is aan vlinders. Kokerjuffers leven onder water en gebruiken verschillende materialen voor de bouw van de koker. Deze koker bouwen zij voor de bescherming van het kwetsbare lijf en om te kunnen verpoppen tot schietmot.
Waarom is dit onderzoek relevant?
Voor een goede bescherming van de brede geelgerande waterroofkever moeten we weten onder welke omstandigheden kokerjuffers floreren. Zo is nog weinig bekend over de eisen die kokerjuffers stellen met betrekking tot voedsel en de bouw van de koker. Om hier meer inzicht in te krijgen richt dit onderzoek zich op drie Limnephilidae-soorten: Glyphotaelius pellucidus, Limnephilus flavicornis en Limnephilus stigma en hun voorkeur voor bepaalde plantensoorten en verschillende waterkwaliteit.
Hoe zijn de experimenten uitgevoerd?
Experimenteel onderzoek werd uitgevoerd met kokerjuffers afkomstig uit het resterende leefgebied van de brede geelgerande waterroofkever, waar veel kokerjuffers leven. Er werden twee experimenten uitgevoerd. In het eerste experiment onderzochten we de voorkeur van de kokerjuffers voor verschillende plantensoorten als bron van voedsel en voor hun kokerbouw: ruwe berk (Betula pendula), zomereik (Quercus robur), boswilg (Salix caprea), grove den (Pinus sylvestris) en pijpenstrootje (Molinia caerulea). Ze kregen deze plantensoorten gelijktijdig aangeboden. Na 24 uur werd gemeten hoeveel ze van de bladeren hadden gegeten, dan wel hadden gebruikt voor de bouw van hun kokertjes.
In een tweede experiment werd onderzocht of de herkomst van het voedsel invloed had op de voedselkeuze. Daarbij werden berkenbladeren aangeboden die afkomstig waren uit vier verschillende vennen met uiteenlopende pH-waarden en stikstofconcentraties.
Wat kwam er uit de proeven?
Uit het experiment met de plantensoorten kwam naar voren dat alle drie de kokerjuffersoorten een sterke voorkeur vertoonden voor berkenblad als voedselbron. Zo nu en dan werd ook aan het bladoppervlak van zomereik en boswilg geknabbeld. Voor de kokerbouw gebruikte G. pellucidus voornamelijk berkenblad, terwijl L. flavicornis een voorkeur had voor pijpenstrootje. Voor L. stigma werd geen duidelijke voorkeur waargenomen.
Het tweede experiment liet zien dat niet alle berkenbladeren even gewild zijn. Berkenblad afkomstig uit vennen met een neutrale pH (6,2 tot 6,5) werd aanzienlijk vaker geconsumeerd dan blad uit zure vennen (pH ongeveer 4,4 tot 4,6). Stikstofbelasting in het water bleek geen invloed te hebben op de voedselkeuze.
Waarom geven kokerjuffers de voorkeur aan berk en gebufferd water?
De voorkeur voor berkenblad kan verklaard worden door een combinatie van zachte bladstructuur en lage tannine- en secundaire metabolietconcentraties, waardoor het blad gemakkelijk te eten en beter verteerbaar is.
Kokerjuffers eten niet alleen het bladmateriaal, maar vooral ook de microbiële gemeenschap die op de dode bladeren leeft. Bij een neutrale pH bestaat deze voor een belangrijk deel uit bacteriën, terwijl bij een lage pH schimmels de belangrijkste micro-organismen zijn. Bacteriën zijn dus appetijtelijker dan schimmels.
Wat betekent dit voor het beheer van vennen?
Kokerjuffers van de onderzochte Limnephilidae-soorten hebben duidelijke voedselvoorkeuren, die waarschijnlijk belangrijk zijn voor hun overleving. Door enig opschot van ruwe berk op venoevers toe te staan is er voldoende voedsel. Dit is vooral zinvol langs gebufferde vennen met een neutrale pH. Let wel, andere boomsoorten zijn weliswaar minder belangrijk voor kokerjuffers, maar kunnen voor andere fauna een belangrijke functie vervullen, zoals insecten die nectar zoeken op de vroegbloeiende boswilg.
Met weinig populaties en een beperkt aantal dieren ziet de toekomst er niet gunstig uit voor de Nederlandse populatie van de brede geelgerande waterroofkever. Daarom kan het in de toekomst nodig zijn om nieuwe populaties te stichten in vennen waar de omstandigheden gunstig zijn. Met de resultaten van dit onderzoek zijn we beter in staat om de meest kansrijke locaties te selecteren.
Tekst: Jane van Keulen en Hein van Kleef, Stichting Bargerveen
Beeld: Jane van Keulen