Moerasreset verbetert vogelparadijs
StaatsbosbeheerStaatsbosbeheer-boswachter Hans-Erik Kuypers kan haast niet wachten op wat er de komende jaren gaat gebeuren in de Oostvaardersplassen. In 2024 zag hij vast een voorproefje. “Door de vele regen kwam er een laagje water op een drooggevallen deel te staan. Binnen de kortste keren zaten hier zo’n achthonderd lepelaars. Echte opportunisten zijn dat. Ze hebben bliksemsnel in de gaten waar wat te halen valt en komen daar massaal op af.”
Waarom was de moerasreset nodig? Door een min of meer stabiel hoog waterpeil was het westelijk deel van het moeras een fijne plek voor ruiende grauwe ganzen. In het natte rietland konden ze zich tegoed doen aan jonge rietscheuten en waren ze tegelijkertijd veilig voor jagende vossen. Door onder andere de ganzenvraat verdween de afgelopen jaren een groot deel van het riet en werd de Grote Plas steeds groter. Om de, voor veel wetlandsoorten belangrijke, rietvegetatie te herstellen, was het nodig om het waterpeil in het moeras te verlagen. Zo kon het rietzaad op de kale moerasbodem weer kiemen, wat er vervolgens voor zorgde dat het riet zich via worteluitlopers kon uitbreiden. Ganzen laten riet op de moerasbodem met rust, omdat ze water nodig hebben om riet te kunnen doorslikken en verteren.

Vogelwalhalla
Juist het vele riet en de variatie in het waterpeil maken de Oostvaardersplassen, samen met de rust en de grootte van het gebied, tot een vogelwalhalla. Hans-Erik wijst enthousiast op twee baardmannetjes die tussen het riet fladderen. “Die zie je niet zoveel in Nederland, hier wel. En het lijkt erop dat het er veel zijn dit jaar.”
In dit Natura 2000-gebied ligt de focus op 31 internationaal belangrijke vogelsoorten die kenmerkend zijn voor natte gebieden, zogenaamde wetlands. Maar er leven natuurlijk veel meer soorten. Het exacte aantal is niet bekend. Duidelijk is wel dat meer dan honderd vogelsoorten gedurende het jaar van de Oostvaarderplassen gebruik maken om te broeden, te overwinteren, te overzomeren, te eten of uit te rusten. Vele soorten watervogels, rietvogels en steltlopers verblijven er een kortere of langere periode. Met als kers op de taart de grote aantallen jonge zeearenden die het gebied hebben ontdekt – als een soort ontmoetingsplek, om samen een visje of een gans te eten en plannen te maken voor de toekomst.
Die laatste ziet Hans-Erik vandaag niet. “Jammer, meestal zien we er wel een, of meerdere.” Wel wijst hij grote groepen kieviten, grutto’s, strandlopers, kluten en slobeenden aan. Ook het aantal opvliegende buizerds is bijna niet te tellen. En al die soorten hebben andere behoeften. Veel vogelsoorten zijn afhankelijk van het droge en natte rietland, zoals de rietgors, de blauwborst, het baardmannetje en de roerdomp.
Zeshonderd hectare riet erbij
Meer riet en meer variatie in waterpeil. Met die doelen is de moerasreset in 2020 gestart. Hans-Erik wijst een dam aan die de Grote Plas in tweeën deelt. In het oostelijke deel staat veel water, het westelijke staat vrijwel droog. “In dat deel van ruim 2100 hectare hebben we de afgelopen vijf jaar het waterpeil laag gehouden. In het oostelijke deel niet, zodat de watervogels een uitwijkmogelijkheid hadden. De vele karpers die hier zaten hebben we zoveel mogelijk gevangen en naar het Markermeer gebracht. We streefden naar zo’n vijfhonderd hectare nieuw riet. Als de omstandigheden goed zijn, groeit dat heel hard. Er is nu ruim zeshonderd hectare bijgekomen."
“Het doel is dus bereikt", vervolgt Hans-Erik. "Daarom zijn we nu halverwege het project. Want vanaf nu mag regenwater het meer weer vullen. Met de nieuwe stuw die we op 31 oktober omhoog draaien, markeren we dit moment. De stuw zorgt ervoor dat het westelijk deel van het moeras zich weer kan vullen met regenwater, zonder dat het meteen weer wegstroomt. Dit kan wel enkele jaren duren. En als het waterpeil weer op de gewenste hoogte is werken we in de jaren daarna met een dynamisch waterpeil, waarbij we de stuw dus periodiek omlaag en omhoog kunnen zetten. De frequentie van deze waterpeilverhogingen en -verlagingen is nu nog onderwerp van onderzoek en discussie. Maar we hebben waarschijnlijk nog een paar jaar om uit te zoeken wat het beste is voor het moerassysteem. Wellicht gaan we vaker droge periodes afwisselen met natte periodes, en niet pas weer over dertig jaar.”

Twee natuurlijke processen
Om dit gebied voor zoveel mogelijk vogelsoorten aantrekkelijk te houden, zet Staatsbosbeheer in op twee natuurlijke processen. Het eerste is het verschil in waterpeil, dat met deze moerasreset weer herstelt. “Door het invoeren van een dynamisch waterpeilbeheer, maar ook het seizoensgebonden natter maken van graslanden, bereiken we door de tijd ideale waterpeilen voor de verschillende moerasvogels. Want hun behoeften verschillen. De roerdomp zoekt zijn voedsel in ondiep water tussen het riet en de grutto houdt van open drooggevallen slikvlakten. De blauwborst vind je juist weer in droger riet en natuurlijk heb je ook open water nodig voor de dodaars en verschillende eendensoorten.”
Het tweede natuurlijke proces is begrazing. Want rondom het rietmoeras bestaat het kerngebied van de Oostvaardersplassen uit een grazige vegetatie met natte graslanden, droge graslanden en struwelen. Grazers als runderen, paarden en edelherten houden die graslanden open en gevarieerd. Nu, in de eerste week van oktober, laten de edelherten zich goed zien. “Ze maken zich klaar voor de bronst. Indrukwekkend, hè?”, zegt Hans-Erik, als een bok met imposant gewei hem vanaf enkele tientallen meters in de gaten houdt. “Door de aantallen grote grazers te beheren, kunnen we ervoor zorgen dat de begrazingsdruk niet te groot wordt. Hierdoor is er in sommige delen van het gebied meer verruiging en krijgen struiken een kans om te kiemen en door te groeien. Zo ontstaat een gevarieerder landschap met meer biodiversiteit en vogelleven.”

Typische Oostvaardersplassen-geur
Delen van het grasland zien rood van de moeraszuring. Hans-Erik plukt wat watermunt en klein vlooienkruid. Hij ruikt eraan. “Deze twee hebben allebei een heel specifieke geur. De combinatie ervan maakt de typische 'Oostvaardersplassen-geur'. Omdat deze soorten nog laat in het jaar bloeien, zijn ze belangrijk voor de insecten en dus voor de insectenetende vogels.” Verderop passeert hij een opvallend zwanengezelschap. Een wilde zwaan plus twee knobbelzwanen en hun kroost. “Wilde zwanen zijn wintergasten, terwijl knobbelzwanen het hele jaar blijven. Deze wilde zwaan is niet meer weggegaan en heeft zich bij deze familie aangesloten. Bijzonder, hè? Misschien vindt hij komende winter weer een eigen partner.” Een bruine kiekendief vliegt op.
Hans-Erik kan bijna niet wachten op wat de moerasreset de komende jaren voor de aanwezigheid van soorten betekent. “Het is nu al iedere keer een verrassing welke soorten we aantreffen. Afhankelijk van de omstandigheden hebben we hier ieder jaar andere soorten, in andere hoeveelheden. Dit jaar hadden we maar enkele roerdompen, vorig jaar tientallen. Is dat erg? Ik denk het niet. Het hoort bij het gedrag van vogels dat ze naar de gebieden gaan met de voor hen beste omstandigheden. Omdat het hier constant verandert, tref je hier steeds andere soorten in wisselende hoeveelheden aan. Dat hoort erbij en dat maakt het gebied ook zo aantrekkelijk voor natuurliefhebbers.”
Tekst en beeld: Staatsbosbeheer
