Record aantal bruinvissen tussen Hoek van Holland en Harwich
ZoogdierverenigingBericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op [publicatiedatum]
In het weekend van 17-18 april zijn tussen Hoek van Holland en Harwich maar liefst 316 bruinvissen geteld door vrijwilligers van Stichting Rugvin. Dat zijn bijna vier keer zoveel bruinvissen als gewoonlijk in een jaar worden waargenomen. Een absoluut record.
Sinds 2005 zijn één keer per maand twee waarnemers van Stichting Rugvin aanwezig op de brug van de veerboten Hollandica (heen) en Britannica (terug) om bruinvissen en dolfijnen te tellen. Steevast tellen de vrijwilligers de meeste bruinvissen in de periode van februari tot en met april. Tot voor kort werden vanaf de veerboten maximaal 44 bruinvissen geteld per retourtje. In het afgelopen weekend telde men echter op de heenreis 148 dieren en op de terugweg 168. Het totaal van 316 bruinvissen is bijna vier keer zoveel als normaal gemiddeld in een geheel jaar wordt geteld.
De bruinvissen waren bijna over het gehele vaarwater waar te nemen, behalve dicht langs de kusten. Meestal bevonden de dieren zich in kleine groepjes van twee tot drie individuen. De omstandigheden voor het tellen van de bruinvissen waren uitstekend: een zeer vlakke zee waarbij elke bovenkomende rugvin goed zichtbaar was. Tellen met zeer rustig weer is echter niet uitzonderlijk, dus dat verklaart niet de grote hoeveelheden die deze keer zijn waargenomen.
In de Nederlandse kustwateren worden bruinvissen dus het meest gezien in de periode februari tot en met april. Ter hoogte van de Waddeneilanden lijken de dichtheden meestal het hoogst. Bekende plekken om ze te zien zijn de zeepieren van IJmuiden, Scheveningen en Katwijk. Vroeger kwamen ze ook voor in de Zuiderzee en alle Deltawateren. Sinds de aanleg van de Afsluitdijk en Deltawerken komen ze nu alleen nog maar voor in de Oosterschelde en Westerschelde. Sinds enkele jaren zit er ook één bruinvis in de Grevelingen.
De bruinvis is de meest talrijke walvisachtige in het Nederlandse deel van de Noordzee (NCP, Het Nederlandse Continaal Plat ), maar staat als kwetsbaar op de Rode Lijst Zoogdieren (2006). In 1920 wordt nog gemeld dat de bruinvis algemeen voorkomt aan onze kust, op de zeearmen, de Zuiderzee en in de Waddenzee. Vanaf de jaren ’50 begint het aantal aanwezige bruinvissen te dalen. Deze daling mondt in de jaren '70 en '80 uit tot een bijna gehele afwezigheid van de bruinvis en het verdwijnen van de voortplanting in onze wateren. In de periode 1970-1985 zijn per jaar maximaal 50 (kust)waarnemingen van levende bruinvissen gedaan. In de jaren ’90 neemt dit echter weer toe tot ruim 500 en in 2006 is het aantal waarnemingen gestegen tot bijna 4000. Maar 2006 kenmerkt zich ook met een piek in het aantal strandingen: 537 bruinvissen. In 2007 en 2008 neemt het aantal strandingen weer af tot circa 325, maar 2009 vertoont alweer een toename tot 478.
Het getelde aantal bruinvissen gedurende het weekend van 17-18 april staat in sterk contrast met de overige maandelijkse waarnemingen. De vraag is welk signaal hiervan uitgaat. De tellingen vanuit een vliegtuig, die IMARES binnenkort weer zal houden, leveren mogelijk aanvullende informatie op over de (veranderde) aantallen en verspreiding. Tussen 1994 en 2005 heeft een sterke verschuiving plaatsgevonden van het aantal bruinvissen van het noordelijke deel van de Noordzee naar het zuidelijke deel. Dit is een belangrijke oorzaak voor de toename van het aantal waarnemingen in het Nederlandse deel van de Noordzee. Het vermoeden is dat deze verplaatsing onder invloed stond van een sterke afname van voedselaanbod in het noordelijke deel.
Belangrijke andere bedreigingen voor de bruinvis zijn bijvangst in (staand want) netten en lawaai. Het heien van palen voor windmolens maakt zoveel lawaai dat bruinvissen die in de buurt zijn door de geluidsgolf gedood worden. Komende zomer wordt in het Belgische deel van de Noordzee, grenzend aan Nederland, een groot windmolenpark gebouwd. Als dan veel bruinvissen in de buurt zijn lopen deze een groot gevaar. Ook het op zee laten exploderen van (land)mijnen door de MOD is niet zonder risico. Omdat de bruinvis een beschermde soort is, dient het MOD, voordat ze overgaan op het laten exploderen van de munitie, zich ervan te verzekeren dat er geen bruinvissen (of andere beschermde soorten) ter plekke aanwezig zijn.
Tekst: Richard Witte van de Bosch, Zoogdiervereniging
Foto's: Frank Zanderink, Stichting Rugvin; Richard Witte van de Bosch, Zoogdiervereniging