Zeggeoermot crop

Ontdekking Zeggeoermot opsteker voor LIFE+ Visbeek

3-JUN-2013 - In de Antwerpse Visbeekvallei werd pas een populatie van de in West-Europa zeer zeldzame Zegge-oermot ontdekt, de tweede vindplaats in Vlaanderen. Deze primitieve nachtvlinder leeft op zegges in natte hooilanden en bossen. Precies die biotopen worden door Natuurpunt in het kader van een LIFE+-project in de Visbeekvallei hersteld.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

In de Antwerpse Visbeekvallei werd pas een populatie van de in West-Europa zeer zeldzame Zeggeoermot ontdekt, de tweede vindplaats in Vlaanderen. Deze primitieve nachtvlinder leeft op zegges in natte hooilanden en bossen. Precies die biotopen worden door Natuurpunt in het kader van een LIFE+-project in de Visbeekvallei hersteld.

Het is een onooglijk beestje: met een vleugellengte van amper 4 mm zouden veel mensen er niet meteen een vlindertje in herkennen. De Zeggeoermot (Micropterix mansuetella) is dan ook één van de ca. 1500 soorten micro-nachtvlinders die in ons land voorkomen. Het genus Micropterix telt wereldwijd 83 soorten, waarvan meer dan de helft in Europa voorkomt. De naam ‘oermot’ wijst naar het primitieve karakter van deze vlinderfamilie. Ze worden beschouwd als de oudste vlinderfamilie.

De minuscule Zeggeoermot (foto: Robin Vermylen).
Opmerkelijk is dat oermotjes geen roltong hebben om nectar op te nemen, maar bijtende monddelen waarmee ze stuifmeelkorrels kunnen kapotbijten. In tegenstelling tot de meeste nachtvlinders communiceren oermotjes niet met feromonen. Ze zijn dagactief en zoeken hun partner op het zicht. De meeste oermotjes die in West-Europa voorkomen hebben vleugels die met gouden schubjes bezet zijn: een aanpassing waardoor zonlicht gereflecteerd wordt zodat deze beestjes, die graag overdag open en bloot zitten, niet snel oververhit geraken.

De naam van de Zeggeoermot verraadt al dat deze soort een voorkeur heeft voor zeggenvegetaties (zowel in broekbossen, hooilanden als aan venoevers). De motjes zijn gespecialiseerd op stuifmeelkorrels van verschillende zeggensoorten. Helaas is over de rest van de leefwijze niet zo heel veel bekend. De rups en pop van deze soort heeft men in de natuur nog nooit aangetroffen. Men vermoedt dat de rups in het strooisel leeft, mogelijk van zwamdraden.

De vondst van de Zeggeoermot in de Lilse Visbeekvallei is een primeur voor Antwerpen. De waarnemer, Robin Vermylen, wist meteen 6 exemplaren te noteren en te fotograferen, wat wijst op de aanwezigheid van een populatie (de tweede gekende in Vlaanderen). De eerste vindplaats werd in 2010 in de Limburgse Tenhaagdoornheide ontdekt. Uit Wallonië ligt slechts een enkele, niet gedocumenteerde melding uit Louvain-la-Neuve voor. Bij dergelijke kleine beestjes is het aannemelijk dat er nog andere populaties over het hoofd gezien worden. Toch mag de Zeggeoermot als een zeer zeldzame soort beschouwd worden. Van de 4 soorten oermotten die Vlaanderen rijk is, worden de 2 algemene (en even grote) soorten vrij courant gemeld. Vooral de Dotterbloemoermot, die je in deze tijd van het jaar soms in hoge aantallen in bloemhoofdjes van boterbloemen ziet, is een veel voorkomende soort. In tegenstelling tot de Zeggeoermot heeft de Dotterbloemoermot geen zwarte, maar oranjegele kopbeharing en bovendien egale, ongetekende voorvleugels.

Ook elders in Europa is de Zeggeoermot een zeldzaamheid. In Nederland zijn er minder dan 10 vindplaatsen bekend, alle in de oostelijke helft van het land. Ook in Engeland is de status niet sterk verschillend.

Dotterbloemoermotjes zitten vaak bovenop boterbloemen (foto: Leo Janssen)
Dat deze zeldzaamheid nu wordt aangetroffen in de Visbeekvallei, is een opsteker voor Natuurpunt, dat het gebied beheert. Momenteel loopt er een LIFE+-project in de Visbeekvallei: met Europese subsidies worden kwetsbare habitats zoals vochtige blauwgraslanden en broekbossen hersteld. De oppervlakte geschikt leefgebied voor de Zeggeoermot zal de komende jaren dan ook toenemen. Een rooskleurige toekomst voor een paarsgroene soort!

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto's: Robin Vermylen & Leo Janssen