Schorsdekmos

Schorsdekmos, bedeesde migrant of miskende autochtoon?

6-MRT-2013 - Schorsdekmos, een bladmos dat enkel op dood naaldhout groeit, werd pas voor het eerst in Vlaanderen opgemerkt in 1998. Tot 2012 waren er maar drie vindplaatsen van deze onopvallende soort bekend. Sinds 2012 leverden gerichte zoektochten naar deze soort al 7 nieuwe vindplaatsen op. Dit doet vermoeden dat Schorsdekmos al langer in Vlaanderen aanwezig is, maar dat de soort lang over het hoofd is gezien.

Bericht uitgegeven door Vlaamse Werkgroep Bryologie en Lichenologie [land] op [publicatiedatum]

Schorsdekmos, een bladmos dat enkel op dood naaldhout groeit, werd in 1998 voor het eerst opgemerkt in Vlaanderen. Tot 2012 waren er maar drie vindplaatsen van deze onopvallende soort bekend. Sindsdien leverden gerichte zoektochten naar dit bladmos al 9 nieuwe vindplaatsen op. Dit doet vermoeden dat Schorsdekmos al langer in Vlaanderen aanwezig is maar dat het lang over het hoofd is gezien.

Schorsdekmos (Sematophyllum substrumulosum) is een klein slaapmos met kortgesteelde, opvallend lang gesnavelde kapsels. Vegetatief lijkt dit mos sterk op niet-geklauwde vormen van Klauwtjesmos. Het is verder te verwarren met Boomsnavelmos, dat ook gesnavelde kapsels heeft. Boomsnavelmos heeft echter blaadjes met een duidelijke nerf, die bij Schorsdekmos nagenoeg ontbreekt.
Schorsdekmos is bij ons een specialist van dood naaldhout. Het groeit op vrij dikke, rottende omgevallen stammen, soms ook op rotte houtfragmenten maar steeds in zeer luchtvochtige dennen- of sparrenbossen. Typische begeleiders zijn Gedrongen kantmos en Gesnaveld klauwtjesmos. In hetzelfde milieu is ook Geklauwd pronkmos een frequente bewoner. Schorsdekmos is niet echt dominant: het vormt hooguit matjes van enkele cm² groot en wordt al snel overgroeid door bv. Klauwtjesmos. Een hele heksentoer dus, om de typische kapsels van Schorsdekmos te vinden in uitgestrekte tapijten Klauwtjesmos.

Schorsdekmos en Gedrongen kantmos (foto: Leo Van herbruggen)
De eerste vaststelling in 1998 gebeurde in Kapellen. Op zich een spectaculaire vondst zonder meer, het was immers een uitgesproken Mediterraan-Atlantische soort. De meest noordelijke vindplaats op het Europese continent was toen Ile d’Oléron in Zuidwest Frankrijk. In 1995 werd dook Schorsdekmos op in het zuidwesten van Engeland op de Isles of Scilly, bekend om zijn milde klimaat.
Na Vlaanderen volgden al snel vondsten in Nederland (sinds 2000) en in Bretagne. Het lijkt daarmee een schoolvoorbeeld van een soort die profiteert van de opwarming van het klimaat. Toch zijn er elementen die op een status als autochtone soort wijzen, of toch dat ze al veel langer in Vlaanderen voorkwam, maar gewoon over het hoofd werd gezien.

Recent onderzocht herbariummateriaal bracht aan het licht dat Schorsdekmos al in 1964 in Engeland voorkwam. Meer nog: in 2005 bleek het daar bij controle nog steeds te groeien. Vreemd dat een mos minstens 40 jaar onopgemerkt is gebleven. Van een nieuwkomer zou je bovendien verwachten dat die plots opduikt om dan even snel weer te verdwijnen. Hier zien we echter een vestiging en meteen een snelle uitbreiding.

Jonge, bleekgroene kapseltjes van Schorsdekmos zijn gesnaveld, bij de donkerdere, rijpe, opengesprongen kapseltjes is de snavel niet meer te zien (foto: Leo Van herbruggen)In Vlaanderen waren vóór 2012 drie toevallige vindplaatsen bekend.
Gerichte, eigen zoekacties leverden vanaf 2012 al snel twee bijkomende locaties op. Controle van potentiële groeiplaatsen in 2013 resulteerden nu al in zeven nieuwe groeiplaatsen. Het mos lijkt overal voor te komen waar je het verwacht, het vraagt alleen veel moeite om het te ontdekken.

Best mogelijk dus dat het Schorsdekmos al langer tot onze flora behoort. Niet alleen omdat het weinig opvalt, ook omdat het groeit op plaatsen waar de mossenspecialist of bryoloog doorgaans weinig aandacht aan besteedt. De actuele trend om meer dood hout in de bossen te laten liggen speelt zeker in het voordeel van deze doodhoutspecialist. Anderzijds vormt het systematisch omzetten van naaldhout naar loofhout een sterke bedreiging voor deze best wel aantrekkelijke mossoort.

Tekst: Dirk De Beer, Vlaamse Werkgroep Bryologie en Lichenologie
Foto's: Leo Van herbruggen