Verdwenen uit ons land: de zilvervlek
De Vlinderstichting
Vroeger
Al in 1853 vermeldt De Graaf de zilvervlek voor Nederland: “In een bos bij Empen (v.E.).” Dat v.E. slaat op de heer Van Eyndhoven, die in de streek ten westen van Zutphen destijds ook spiegeldikkopjes ving. Snellen wist in 1867 al iets meer: “Zeldzaam in Nederland en tot dusver alleen in Gelderland, in de omstreken van Zutphen, bij Empen en bij Vorden eenige malen gevangen. Ook in Limburg vermeld.” Daarna werd de zilvervlek op steeds meer plekken gevonden. Dit hing ongetwijfeld ook samen met toenemend bosareaal én de toegenomen (trein)mobiliteit van vlinderaars. Midden 19e eeuw was Nederland nog bijzonder arm aan bos. Al hadden we nog wel het Beekbergerwoud (ontgonnen in 1871), een bos waar Van Eyndhoven wellicht ook zijn vlinders vandaan had. Het was tenslotte niet zo heel ver weg van Empe. Vrijwel alle bomen in het landschap hadden een nut, meestal als knotboom of als hakhout. In de tweede helft van de 19e eeuw werd dit gebruik steeds minder en ontstonden steeds meer hoogopgaande bossen. Al zullen die zeker in het begin ook nog vaak laag en open geweest zijn.
Het verdwijnen
1923 lijkt een keerpunt. Het aantal vangsten daalt na dat jaar fors en het zwaartepunt van de waarnemingen verschuift naar Limburg. Uit de rest van Nederland komen dan alleen nog maar enkele verspreide losse waarnemingen van een individueel gevangen exemplaar. Mogelijk heeft de koude meimaand van dat jaar geleid tot het verdwijnen van enkele populaties. Al komt de soort in Europa ook nu nog op veel plekken voor met een wisselend klimaat, zoals Schotland en Noorwegen.
In Limburg komen de waarnemingen het meest uit de streek rond Roermond-Herkenbosch en Vaals-Epen-Vijlen (rond het Vijlenerbos). Maar het werden er steeds minder en in 1951 vraagt B.J. Lempke zich in de zijlijn van een artikel over 'stuifgif'(!) af of de zilvervlek nog wel in Nederland voorkomt, omdat “al haast een kwart eeuw meer een exemplaar gevangen is”. Hierop antwoordt overigens iemand prompt met een waarneming van een zilvervlek uit 1948 uit Epen in Limburg. Het laatste exemplaar in Limburg werd in 1956 gemeld. In 1959 vindt W.J. Boer Leffef er nog een bij Laag Soeren in Gelderland. Daarmee lijkt de zilvervlek verdwenen uit Nederland, tot in 1992 een waarneming van deze soort van Terschelling opduikt. De vlinder is niet gevangen of gefotografeerd, maar een zwerver is natuurlijk altijd mogelijk.
Leefgebied
Wat opvalt aan de huidige vindplaatsen buiten Nederland is dat het vaak gaat om kapvlakten of anderszins dynamische open plekken in het bos of langs bosranden. De zilvervlek blijkt zeer behendig in het opsporen en koloniseren van dit soort plekken. In Duitsland bij Keulen sloeg een storm in 1989/1990 grote gaten in het bos. Dat leidde in de jaren 1990 tot een flinke populatie van de zilvervlek, die echter na de herbebossing begin deze eeuw weer verdween. In Zweden, waar grootschalig bosbeheer nog steeds tot flinke kapvlaktes leidt, zie je de zilvervlek ook nu nog talrijk opduiken op dit soort plekken. Overigens bieden hoogspanningsleidingen door bos, waar bomen niet hoog mogen groeien en regelmatig weer worden afgezet, ook een prima habitat, dat zich ook nog eens over lange afstanden uitstrekt. Het valt aan te nemen dat de zilvervlek in Nederland ook op dit soort plekken voorkwam. Er zijn helaas weinig beschrijvingen van de habitat in ons land. In de 19e eeuw waren de meeste bossen sowieso nog hakhoutbossen en daarin werd met zekere regelmaat (grofweg elke 10 tot 15 jaar) gekapt. Het hout was nu eenmaal nodig voor de kachel. Maar met de teloorgang van hakhoutbossen begin 20e eeuw verdween de zilvervlek uit Midden-Nederland.
Toekomst
Kan de zilvervlek nog terugkomen in Nederland? Het allerbelangrijkste voor de zilvervlek zijn bossen met flink wat open plekken met viooltjes (de waardplanten). Toen dat door een storm het geval was, bleken bossen bij Keulen gevonden te kunnen worden. Zonder flinke storm en een bosbeheer dat dit soort plekken meteen weer volplant met bomen, geef ik de zilvervlek bij ons weinig kans. En op de zandgronden zijn viooltjes in het bos tegenwoordig ook vaak dun gezaaid. Maar in Zuid-Limburg, waar nog bossen zijn met veel viooltjes, is een hervestiging zeker niet onmogelijk. De zilvervlek is een mobiele vlinder die altijd op zoek is naar dit soort locaties. Hij kan daarbij best een keer weer in Nederland terechtkomen. Maar dan moeten we wel open plekken in het bos accepteren of maken. Bovendien moeten er voortdurend nieuwe open plekken beschikbaar komen. Zo’n plek raakt na een jaar of tien ongeschikt. Eigenlijk het ‘oude’ hakhoutbeheer, zoals dat honderden jaren heeft plaatsgevonden. Dat is overigens ook goed voor veel andere planten en dieren.
Meer informatie
- Dit bericht is een ingekorte versie van een artikel in het tijdschrift ‘Vlinders’ (pdf: 3,5 MB) van De Vlinderstichting (februari 2025). Daarin staan ook de bronvermeldingen van de historische data.
Tekst: Chris van Swaay, De Vlinderstichting
Beeld: Kars Veling en Chris van Swaay, De Vlinderstichting
