Hazelworm close-up
Dimitri Emond en Jeroen Brandjes, Bureau Waardenburg

Krioelende hazelwormen in de duinen

2-OKT-2013 - Boswachter Ruud Luntz van Natuurmonumenten deed in Nationaal Park Zuid-Kennemerland een mooie ontdekking: een groep van wel twaalf krioelende hazelwormen, een leuke waarneming die niet zo vaak wordt gezien. Boswachter Luntz ontdekte de groep onder een plastic plaatje, dat hij neer had gelegd om hazelwormen te kunnen tellen. Ze liggen graag onder zo’n afdakje.

Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]

Boswachter Ruud Luntz van Natuurmonumenten deed in Nationaal Park Zuid-Kennemerland een mooie ontdekking: een groep van wel twaalf krioelende hazelwormen, een leuke waarneming die niet zo vaak wordt gezien. Boswachter Luntz ontdekte de groep onder een plastic plaatje, dat hij neer had gelegd om hazelwormen te kunnen tellen. Ze liggen graag onder zo’n afdakje.

Hazelwormen worden de laatste jaren steeds meer gezien in het duingebied tussen IJmuiden en Zandvoort. In eerste instantie lijkt het een slang, maar het zijn hagedissen zonder pootjes. Geen gespleten tong, de kop is niet afgescheiden van de romp en de ogen hebben oogleden waarmee ze kunnen knipperen. De tanden van een hazelworm staan naar achteren gericht, zo kunnen ze gemakkelijk glibberige prooien als naaktslakken eten. Ook eten ze spinnen en regenwormen.

Krioelende hazelwormen in de duinen van Nationaal Park Zuid-Kennemerland (foto: Natuurmonumenten)

Ze worden veel gezien op fietspaden, waar ze graag liggen op te warmen. Helaas zijn ze daardoor ook regelmatig verkeersslachtoffer. Maar soms ligt er alleen de staartpunt van de hazelworm op het fietspad en is de rest niet te vinden. Dan heeft het dier het overleefd. Ze kunnen namelijk, net als andere hagedissen, een deel van de staart ‘afstoten’. De aanvallende vogel pakt het kronkelende staartdeel dan, en het dier kan wegkomen. De staart groeit daarna weer gedeeltelijk aan.

Volwassen hazelwormen kunnen dertig tot veertig centimeter lang worden. De dieren zijn variabel gekleurd, van donkerbruin via goudkleurig naar grijsblauw. De vrouwtjes zijn over het algemeen bruin en vertonen een duidelijke scheiding tussen de rug en de donkere flanken en buik. De rug is lichter gekleurd, met een donkere, centrale rugstreep die ook op latere leeftijd zichtbaar blijft. De mannetjes zijn egaler gekleurd dan de vrouwtjes, ze zijn wat lichter en de scheiding tussen rug en buik is minder duidelijk. Ze zijn koudbloedig en houden, verstopt in strooisel en grasruigte, een winterslaap van half oktober tot half maart.

Bron en foto: Natuurmonumenten, met wijzigingen van Annemarieke Spitzen, Stichting Ravon