Waarom pauwogen pauwogen hebben

23-MEI-2014 - Dagpauwoog, Kleine nachtpauwoog, Pauwoogpijlstaart: het zijn gekende voorbeelden van vlinders die een opvallende vleugeltekening vertonen die we vaak als oogvlekken beschouwen. Dat die vlekken tot doel hebben predatoren af te schrikken, staat buiten kijf. Maar uit een recent artikel (Stevens, 2014) blijkt dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de achterliggende mechanismen.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Dagpauwoog, Kleine nachtpauwoog, Pauwoogpijlstaart: het zijn gekende voorbeelden van vlinders die een opvallende vleugeltekening vertonen die we vaak als oogvlekken beschouwen. Dat die vlekken tot doel hebben predatoren af te schrikken, staat buiten kijf. Maar uit een recent artikel (Stevens, 2014) blijkt dat er nog steeds onduidelijkheid bestaat over de achterliggende mechanismen.

Het plotseling tonen van oogvlekken op voor- en/of achtervleugels is een heel efficiënte strategie om belagers af te schrikken. Een veelgehoorde verklaring is dat vlinders met die nepogen de predatoren van hun belagers imiteren. De gelijkenis tussen een Pauwoogpijlstaart en het gezicht van een Vos is treffend, schreef Williams (2010) in Current Biology. Maar is dat wel zo? Het is niet omdat die gelijkenis er vanuit menselijk oogpunt is, dat dieren ze op dezelfde manier waarnemen. Hun visuele en cognitieve systeem werkt namelijk vaak erg anders dan dat van ons.

Vraag is maar of dieren de ogen van een Dagpauwoog als ogen zien. (foto: Marc Herremans)

Specialisten hebben geprobeerd om via een hele reeks van onderzoeken het effect van die oogvlekken in kaart te brengen. Dagpauwogen met intacte vleugels zijn inderdaad efficiënter in het ontsnappen aan predatoren dan Dagpauwogen waarbij de nepogen overschilderd waren. Maar of dat komt doordat die valse ogen op echte dierenogen lijken, tonen die onderzoeken niet aan. Misschien worden belagers wel afgeschrikt door het verrassingseffect van opvallende kleuren en patronen die ze plots te zien krijgen.
Eén van de weinige onderzoeken die de oog-mimicrytheorie ondersteunt is dat van Blut et al. (2009). Dit onderzoek focust op een specifiek kenmerk van nepogen op vlindervleugels. Ze vertonen vaak een klein licht vlekje in de bovenste helft, dat bovendien in veel gevallen asymmetrisch is. Zo lijkt het wel alsof een nepoog de glinstering die je in echte ogen ziet, probeert na te bootsen. Bij nagemaakte vlinders met en zonder dat speciale lichtpuntje in de nepogen, bleek dat exemplaren met zo’n lichtpuntje een hogere overlevingskans hadden dan exemplaren zonder. Ook de positie van dat lichtpuntje had een effect op de overlevingskans, waarbij de exemplaren met de meest realistische nepogen het best in staat waren te ontsnappen aan hun belagers.

Een theorie waar Stevens aan voorbijgaat, is dat vlinders met nepogen hun belagers trachten te misleiden, niet door zelf een predator na te bootsen, maar vooral door de aandacht af te leiden van hun kwetsbare kop en borststuk. De tientallen waarnemingen van Dagpauwogen en zandoogjes met een hap uit de (achter)vleugel doen dat soort effect vermoeden. Ook de kleine pages, die met valse koppen werken, gebruiken een soortgelijke strategie. Maar daar lees je hier meer over.

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto:Marc Herremans