Platte oesters op rif Voordelta produceren larven

ARK Rewilding Nederland
13-NOV-2016 - Metingen op diverse plekken in de Voordelta laten zien dat het oesterrif van wilde platte oesters dat onderzoekers in februari 2016 aantroffen, hoogstwaarschijnlijk zelf larven produceert. Dit is belangrijk nieuws voor het duurzaam bestaan van het rif. Eerder werd verondersteld dat de bank ontstaan was uit oesterlarven uit het Grevelingenmeer.

De vondst van het wilde platte oesterrif begin dit jaar was bijzonder nieuws. De platte oester (Ostrea edulis) was in het Noordzeegebied immers al ruim een eeuw verdwenen. Het rif werd gevonden tijdens vooronderzoek in het kader van het project ‘Herstel Schelpdierbanken’ waarin ARK Natuurontwikkeling en het Wereld Natuur Fonds (WNF) werken aan de terugkeer van platte oester- en mosselbanken in de Voordelta.

Larvenonderzoek

In opdracht van ARK deed Wageningen Marine Research op drie plaatsen onderzoek naar de aanwezigheid van oesterlarven. Bij de spuisluis in de Brouwersdam, tussen het Grevelingenmeer en de Voordelta, werden hoge concentraties oesterlarven aangetroffen, afkomstig van de platte oesters in het Grevelingenmeer. Bij de Hinderplaat, voor de kust van Voorne Putten, werden geen larven aangetroffen. Die plek bevindt zich te ver van het Grevelingenmeer om baat te hebben bij de larvenstroom uit de spuisluis.

Tot slot werden watermonsters genomen bij het gevonden platte oesterrif. Ook hier werden forse concentraties oesterlarven aangetroffen. De grootte van de larven gaf aan dat het hier hoogstwaarschijnlijk lokale productie betreft. Om de vestiging van oesterlarven te onderzoeken, is daarom kunstmatig vestigingsmateriaal in de vorm van lege oesterschelpen aangebracht. De laatste bemonstering liet zien dat dit tot enige vestiging van nieuwe platte oesters heeft geleid. 

Proeven herstel schelpdierbanken

In maart 2016 begonnen ARK en het WNF in samenwerking met Wageningen Marine Research, Bureau Waardenburg en Sas Consultancy aan een proef om mosselbanken en oesterriffen in de Voordelta terug te brengen. Voor de kust van de Zuid-Hollandse eilanden zijn daartoe op twee plekken proeven met schelpdieren gedaan. De kennis die met deze en volgende proeven wordt opgedaan, draagt bij aan de terugkeer van schelpdierbanken. Tijdens vooronderzoek naar geschikte proeflocaties, deden duikers van Bureau Waardenburg de verrassende vondst van het wilde platte oesterrif (gemengd met Japanse oesters). Eén van de onderzoeksvragen was vervolgens hoe het rif hier kon ontstaan en of het zichzelf in stand kan houden. Onderzoek naar in het water aanwezige oesterlarven, moet daar duidelijkheid in brengen.

Schelpdierbank

Schelpdierbanken als biobouwers

Oesterriffen en mosselbanken zijn van wezenlijk belang voor een gezond, rijk onderwaterleven. Deze schelpdieren filteren het zeewater schoon en vormen een rust- en paaigebied voor vissen als schol, kabeljauw en zeebaars. Die trekken weer haaien, roggen, bruinvissen en zeehonden aan. Deze schelpdierbanken bieden een harde ondergrond waar bijvoorbeeld de dodemansduim, een zacht koraal, zich op kan vestigen. Haaien, roggen, kleinere vissen en ook sepia (een inktvis) kunnen er hun eieren op afzetten. Daarnaast komen allerlei vogels af op de vele kleine visjes en garnalen die op en rond schelpdierbanken leven. Vroeger was een vijfde van het Nederlandse deel van de Noordzee bedekt met oesterbanken, maar door visserij, ziektes en vervuiling waren die geheel verdwenen.

Droomfondsproject Haringvliet

Het project Herstel Schelpdierbanken is onderdeel van het Droomfondsproject Haringvliet. Daarbij werken zes organisaties, waaronder WNF en ARK, met steun van de Nationale Postcode Loterij samen om het stroomgebied van het afgesloten Haringvliet weer tot leven wekken. Pal onder Rotterdam ontwikkelen zij op de grens van rivier en zee een uniek natuurgebied en toeristische trekpleister waar iconische dieren als de zeearend, steur, bruinvis en witsnuitdolfijn zich kunnen vestigen. 

Tekst: Marieke Reisinger, ARK Natuurontwikkeling
Foto: Wouter Lengkeek, Bureau Waardenburg
Tekening: Jeroen Helmer, ARK Natuurontwikkeling