Eksters: nuttige waakvogels

Vogelbescherming Nederland
8-JUN-2021 - Eksters zijn niet aaibaar. Hoewel het buitengewoon intelligente vogels zijn, worden ze door menigeen verguisd. Wanneer je eenmaal het predicaat hebt van eierrover en kuikenverslinder, kom je hier niet gemakkelijk meer vanaf. Bovendien zouden er 'teveel' zijn en ‘komen er steeds meer bij’, zo wordt vaak gemopperd. Zeker in het broedseizoen worden eksters met argusogen bekeken. Is dit beeld terecht?

Bij het vogelinformatiecentrum van Vogelbescherming komen regelmatig verontruste telefoontjes binnen over de aanwezigheid van eksters. Ze maken herrie, zijn altijd met veel en ze vormen een bedreiging voor de andere tuinvogels. Zeker wanneer er wél eksters in de tuin zitten en de andere vogels het laten afweten, is de conclusie snel getrokken: de aanwezige eksters hebben ‘onze’ vogels verjaagd of opgevreten. De verbazing is dan ook soms groot dat eksters beschermde vogels zijn. En dat eksters zich nuttig maken als aaseter en sociale, intelligente dieren zijn.

Rovers

Ook eksters hebben in het broedseizoen een nest jongen groot te brengen. Ze vullen hun dieet aan met her en der een eitje of een jong vogeltje. Dat maakt ze niet populair. Maar hun menu bestaat voor een veel groter deel uit emelten, kevers, wormen en wat wij aan voedsel laten slingeren. Het af en toe verorberen van een nestje van bijvoorbeeld een merel hoort erbij en is een volkomen natuurlijk verschijnsel. Er zijn niet ‘teveel’ eksters, wat nogal eens wordt beweerd.

De hoeveelheid eksternesten zegt toch genoeg?

Eksternesten zijn behoorlijk fors en zeker in het najaar en de winter springen de verlaten eksternesten in de kale bomen enorm in het oog. Niet zelden zitten er meerdere nesten bij elkaar in de buurt. Maar al te snel wordt dan de conclusie getrokken dat er dus (te) veel eksters zijn; de nesten zijn immers het bewijs!

De realiteit is anders. Allereerst bouwen eksters in het broedseizoen vaak meerdere nesten; lang niet al die nesten zijn dus bezet. Daarbij komt dat een deel van de nesten die wél in gebruik zijn, door andere bewoners wordt bezet. Ransuilen, maar ook torenvalken en boomvalken weten de nesten prima te waarderen als broedplaats. Mede om die reden zijn ook eksternesten beschermd. Ook buiten het broedseizoen mogen ze niet zomaar worden verwijderd en de stevige nesten waaien vaak niet zomaar uit een boom. Waar de populatie eksters gelijk blijft, kan het aantal nesten dus logischerwijs wél toenemen.

Eksters

Terreur

Goed, de hoeveelheid nesten zegt dus niet direct iets over de aantallen eksters. Maar hoe zit dat dan met die groepen van ‘tientallen eksters die de buurt terroriseren’? Tot hun derde levensjaar leven eksters in 'jeugdbendes'. Daarin doen ze de ervaring op die een ekster nodig heeft om jongen groot te kunnen brengen. Vrijgezelle eksters zonder territorium, die dus niet broeden, vormen zo groepen van soms enkele tientallen. Toegegeven, als er zo'n bende in de buurt zit, is de aanname dat het aantal eksters toeneemt te begrijpen. Datzelfde geldt voor de winter, wanneer eksters slaapgemeenschappen vormen. Gebeurt dat nu net bij jou in de buurt, dan lijkt een stijging van het aantal eksters aannemelijk.

Als er dan bijvoorbeeld ook nog eens grof gesnoeid of gekapt is in (gemeentelijk) groen en er veel struiken zijn verdwenen, zal een aantal kleinere zangvogels al snel geneigd zijn hun heil elders te zoeken. De opportunistische eksters gedijen daarentegen prima wanneer er slechts bomen en gras resteren. En ja, dan spring je wel in het oog natuurlijk. Geen kleine vogels, maar wel een hoop eksters; dat lijkt een causaal verband!

Afname!

Ogenschijnlijk. Want het onderbuikgevoel bij veel mensen dat het aantal eksters in Nederland voortdurend enorm toeneemt is zeker niet juist. Vergeleken met de jaren tachtig is het aantal eksters juist fors afgenomen. Die afname duurde tot ongeveer 2000; sindsdien zien we dat de eksterpopulatie min of meer stabiel blijft. De grafieken van de jaarrond tuintelling laten ook zeker geen stijging zien in de afgelopen jaren. In diezelfde periode is er bij de meeste tuinvogels geen daling te zien, daarmee gaat het over het geheel genomen behoorlijk goed. Kortom: het beeld dat eksters hele populaties tuinvogels verorberen, kan naar de prullenbak worden verwezen.

Het aantal eksters dat in tuinen wordt gezien is al jaren nagenoeg hetzelfde gebleven

Verschuiving naar de stad

Dat de landelijke populatie eksters niet toeneemt, betekent overigens niet dat er lokaal geen verschillen in aantal kunnen zijn. Zo heeft onder andere het verschijnen van haviken in bosgebieden en in boomrijke delen van landelijk gebied ervoor gezorgd dat ze nog meer de bebouwde kom gingen opzoeken. Dit gekoppeld aan het aanpassingsvermogen van de opportunistische eksters kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat er verhoudingsgewijs veel eksters op een plek zitten. Maar dat zegt dus niets over een toename van de landelijke populatie! Een geleidelijke verschuiving van bos naar stad lijkt wel zichtbaar. Zo worden in bijvoorbeeld Zuid-Holland en Utrecht in meer tuinen eksters waargenomen dan in minder verstedelijkte provincies als Drenthe en Groningen.

Opportunistische waakvogel

Eksters zijn zeker niet die notoire nestenplunderaars waar ze soms voor worden versleten. Vaak zijn het júist eksters die als eerste alarm slaan bij naderend onheil in de vorm van een kat of roofvogel. Dus hoewel eksters zelf absoluut wel eens schuldig zijn aan predatie van vogelnestjes, voorkomen ze ook vogelleed.

Lees hier meer over de ekster.

Tekst: Marc Scheurkogel en Gert Ottens, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Pixabay; Jelle de Jong; Tuintelling.nl