Reukeloze kamille, boerenwormkruid en grote klit profiteren van de bodemwoeling.

De hormonen gieren door het landschap

ARK Rewilding Nederland
7-JUN-2023 - Daar gaat weer een kluit aarde de lucht in. Zand wordt met felle schraapbewegingen in wolken omhoog geslingerd en daalt neer op de rug van de stier. We gaan richting de zomer en de stieren van natuurlijke kuddes gaan als een dolle tekeer. Zo ontstaan uiteindelijk grote kuilen. Maar ook koeien werken de grond open. Zelfs paarden doen een duit in het zakje. Wat drijft deze dieren?

De beest uithangen

In steeds meer natuurgebieden in Nederland mogen runderen zich natuurlijk gedragen. Hun gedrag komt het beste uit de verf als de dieren jaarrond in het terrein aanwezig zijn, met een natuurlijke geslachtsverhouding van net iets meer koeien dan stieren. Gedurende de winter blijven de dieren vrij kalm, maar bij de eerste voorjaarswarmte begint er iets te kriebelen bij de runderen. In maart al worden de stieren bronstig en na de winterse afzondering zoeken ze de kudde met de koeien op. De sterkste stier mag de favoriete koe dekken. Wie de sterkste is, wordt tussen de stieren onderling bepaald. Het liefst doen ze dat op afstand, want met hun horens kunnen ze elkaar flink verwonden. Een zware, diepe loei geeft al blijk van een flinke dosis testosteron en van het formaat van de producent, het opgooien van zand is het tentoonspreiden van kracht. Tijdens een ‘bevroren gevecht’ staan twee stieren naast elkaar met de koppen in tegenovergestelde richting, waarbij ze elkaars geur, massa en silhouet checken. Een flinke pruik van doornstruiken of gras helpt daarbij om indruk te maken. Als dat allemaal geen winnaar oplevert, gaan de koppen tegen elkaar voor een daadwerkelijke krachtmeting.

Stieren zorgen voor bodemwoeling en faciliteren daarmee veel andere soorten die afhankelijk zijn van de zandige open plekken die zo ontstaan

Werk in uitvoering

Maar het liefst maken de stieren een spektakel met zand. Dat levert uiteindelijk kuilen op – variërend van twee tot zeven meter in doorsnee – waar de stier regelmatig terugkeert. Dat doet hij om zijn krachten aan andere stieren te laten zien, of in zijn eentje wanneer hij seksueel opgewonden is. Ook als er geen enkele andere stier in de buurt lijkt te zijn – maar altijd wel in het gebied aanwezig – begint soms een stier humeurig te loeien. Ook al staat hij al op een open stuk met zand, toch sjokt hij de volle honderd meter naar één bepaalde stierenkuil om daar zijn ding te doen: schrapen met de voorpoten en grond over zijn rug gooien, schuren met schouders en hals, en de rand openwerken met zijn kop en hoorns. Bij voorkeur tegen een talud, dat geeft de meeste weerstand. De grond wordt met grof geweld opgeschraapt en komt achter de stier weer luchtig terug op de grond. Mineraalrijke grond wordt zo naar boven gehaald en bovendien verrijkt, omdat de stier tijdens zo’n graafsessie altijd poept. Afhankelijk van de grondsoort varieert de kuil van vorm: bij een hoog leemgehalte ontstaat een steilrand van soms wel een meter hoog aan de rand van de kuil waar de stier tegenaan werkt. In zandige gebieden lopen de randen van zo’n kuil meestal geleidelijker af.

Het hoogtepunt

Als twee tot drie maanden na de geboorte van hun lentekalfjes de koeien opnieuw vruchtbaar worden, is het hek helemaal van de dam. Dol van de hormonen in de lucht vertonen de stieren in juni de meeste woelactiviteit. Maar zodra in juni of juli de temperaturen boven de 25 graden stijgen, komt er een tijdelijke dip in de kuilgraverij. De stieren liggen dan overdag te puffen in de schaduw van een boom of staan in het water om af te koelen. Als in de avond de temperatuur voldoende daalt, dan wordt het graafwerk hervat. Helemaal nadat de eerste malse bui verkoeling brengt. Het gewoel gaat door zolang er vruchtbare koeien zijn om voor te vechten, en dooft meestal uit wanneer de temperatuur onder de vijf graden zakt. Een woelsessie duurt meestal zo’n een à drie minuten met daarna een pauze van een dag tot enkele dagen. Het blijft dus een toevalstreffer als je er een bezig ziet. Dat het stierenkuilproces hormoongedreven is, blijkt uit het beheer van de Hellegatsplaten. Daar zijn de stieren in de winter van 2017-2018 gecastreerd, waarna er nauwelijks nieuwe kuilen meer gemaakt werden en de oude in verval raakten. Dit heeft een grote invloed op de dynamiek in het gebied en op alle soorten die daarvan afhankelijk zijn, zoals insecten en pionierplanten.

Ook vrouwen staan hun mannetje

Bij runderen wordt de kudde geleid door een matriarch, meestal de oudste koe van de kudde. Deze koe heeft de meeste ervaring, ze weet waar op welke tijd in het seizoen de beste planten staan en waar je heen kunt bij hoogwater. De rangorde staat vast en wordt bepaald door leeftijd en afkomst. Dit matriarchaat is overerfbaar. De dochters van de leidkoe hebben de meeste kans deze rol over te nemen. Komt de kudde echter een vreemde groep runderen tegen of wordt een nieuwe kudde door mensen samengesteld uit kuddes van verschillende gebieden, dan ontstaat er verwarring over de rangorde en het leiderschap. Dan vechten de koeien het onderling uit door het schrapen van zand tot en met het maken van een heuse kuil. Soms raken koeien ook opgewonden van het bronstseizoen en willen ook zij per se in een kuil graven. Maar de koeienkuil komt in de praktijk wel veel minder voor dan een stierenkuil.

Het verval

Stierenkuilen kunnen jaren achtereen gebruikt worden en schuiven dan zo’n dertig centimeter tot een meter per jaar op, met uitschieters tot twee meter. Regelmatig wordt een kuil verlaten, waarna door het aftrappen van paarden en runderen de kuil langzaam vervlakt en aanvankelijk door pionierplanten en later door grassen wordt gekoloniseerd. Recent verlaten kuilen zijn hét oefenmateriaal voor jonge stiertjes. Vaak staat de moeder erbij om het jong te beschermen tegen intolerante stieren. Ook komt het voor dat zo’n verlaten kuil heropend wordt, omdat deze toch wel strategisch ligt. Dan begint het proces weer van voren af aan.

Naast runderen kunnen ook paarden graafgedrag vertonen.

De kantjes eraf

Paarden zijn dol op wortels, vooral in het najaar en winter wanneer deze veel zetmeel bevatten. Waar kun je er nu makkelijker bij dan aan de rand van een stierenkuil? De gave, halfcirkelvormige sporen aan de kuilrand verraden de graafactiviteiten van de onevenhoevigen. De paarden zorgen er op deze manier voor dat de kuil ondieper wordt: het verschil tussen steilrand en bodem wordt minder. In het voorjaar brengt de stier de kuil dan weer in vorm. Ook vinden paarden het leuk om met z'n allen in een kuil te gaan staan. Vooral de jonge dieren nemen dan hapjes van de grond om hun mineralen aan te vullen.

Natuurlijke processen

ARK Rewilding Nederland zet zich in voor natuurlijke processen zoals een vrije rivierontwikkeling bij de Grensmaas of het laten liggen van kadavers en het terugbrengen van grote grazers. Deze grazers vervullen door hun aanwezigheid en gedrag een sleutelrol voor de kansen van andere dieren en planten. Zo geven stierenkuilen broedgelegenheid aan wel honderd soorten bijen, wespen en vliegen en vestigingskansen voor pionierplanten.

Tekst en foto's: Jeroen Helmer en Leo Linnartz, ARK Rewilding Nederland