Zeester in Greevelingen - primair

Week van de zeester

SoortenNL, Stichting ANEMOON
22-JUL-2024 - Op een warme zomerse stranddag kuieren mensen af en toe bukkend langs de vloedlijn. Op de vraag waar ze naar zoeken hoor je: 'van alles; misschien vind ik wel een zeester'. Ja dat kan, ook in de zomer. Deze week: sterren op het strand, het is de week van de zeester.

De week van de zeester past ook in de winter. Dan spoelen er soms grote aantallen aan. Maar ja, dan zijn er geen zeester zoekende badgasten (zzb-ers). En juist dié nemen een gevonden zeester graag mee naar huis. Als aandenken aan een zomers dagje strand. Drogen stinkt wel even, maar dan heb je ook wat. Ze zijn of gaan toch dood, denkt men. Maar is dat wel zo? Waarom spoelen zeesterren soms wel en vaak niet aan? En wat ís een zeester eigenlijk?

Stekelige rovers

De zeester-vorm kent iedereen: 'zeedier met meestal vijf puntige poten in een stervorm'. Zeesterren zijn net als zee-egels stekelhuidigen. Stukjes kalk in de huid vormen een stug (zee-egel) of beweeglijk (zeester) pantser met daarop vaak stekels of knobbels. Onder de poten zitten buisvoetjes. Die gebruiken ze bij de voedselopname en om mee te wandelen. Er is een eenvoudig zenuwstelsel en hersenen ontbreken (net als bij Patrick van Spongebob). Zeesterren lijken onschuldig, maar het zijn rovers die actief prooien aanvallen. Drie soorten kun je het hele jaar door op het strand vinden, met wat geluk dan. Ze spoelen niet altijd en ook niet overal aan. Maak kennis met de gewone zeester, de kamster en de slangster.

Links: als mossel ben je op een bank met sterren niet veilig. Duikers/snorkelaars kunnen de gewone zeester het hele jaar door spotten. Rechts: op het strand zie je ze echter lang niet altijd. Toch kán het ook in de zomer, zoals begin juli dit jaar bij Zandvoort

Ster in het mossels eten

Linnaeus beschreef Asterias rubens in 1758 als eerste zeester en schreef daarbij 'in Oceano frequens'. Ook in ons deel van de Noordzee is de gewone zeester de meest algemene soort. Behalve wegkwijnend op het strand, zie je ze bij laag water vaak op strekdammen, dijken en mosselbanken. Het zijn carnivoren die vooral mossels en andere tweekleppigen eten. Maar die gebruiken sluitspieren om hun kleppen stevig dicht te knijpen. Ze met je blote handen opentrekken lukt niet, maar een zeester heeft honderden handen, eigenlijk zuigvoetjes. Die omsluiten de mossel en oefenen trekkracht uit. Het is een kwestie van geduld. De tweekleppige moet alsmaar kracht zetten, maar mist zuurstof omdat de watertoevoer is afgesloten. Hoe vermoeider de mossel, des te harder trekt de zeester. Uiteindelijk geeft de mossel het op en is het einde nabij. De zeester stulpt zijn maag naar buiten, over de weerloze mossel in de nu open schelpkleppen. De maagsappen slaan aan het verteren en lossen het mossellichaam op. Pas dan trekt de zeester zijn maag met nu zachte inhoud weer naar binnen. Lege schelpen blijven achter. Een volwassen gewone zeester eet per jaar honderd of meer mossels. Deze zeester kan wel 40 centimeter worden, maar is meestal half zo groot.

Kamsterren hamsteren

Kamsterren zie je het meest op posters, ansichtkaarten of op behang en textiel. Ze hebben platte armen met een rij stekels die als de tanden van een (haar-)kam langs de randen lopen en duidelijke spleetvormige gleuven op de onderkant. In de Noordzee leeft vooral de kleine (of gewone) kamster (Astropecten irregularis). Deze spoelt voornamelijk aan op de noordelijke Waddeneilanden en wordt van armpunt tot armpunt ongeveer 12 centimeter. Kamsterren graven zich in de bodem in en gaan vooral ‘s nachts op jacht. Ook hun prooi bestaat uit weekdieren; zowel tweekleppigen als huisjesslakken.

Kamsterren hanteren een andere techniek dan de gewone zeester. De armen brengen de prooi naar de mond aan de onderzijde. De maag wordt wel even uitgestulpt, maar alleen om de prooi te omklemmen en met schelp en al naar binnen te trekken. In de maag en de ‘blindzakken’ in de armen verteren de maagsappen de prooi geleidelijk.

Omdat het de kamster niet altijd lukt de onverteerde schelpen weer naar buiten te werken, zie je soms kamsterren met rare bulten. Daar zitten gehamsterde schelpen. Puntige horens kunnen zelfs zodanig dwars liggen dat ze door de huid naar buiten steken. Gulzig alles inslikken wordt niet altijd beloond.

Links: twee op Ameland aangespoelde kamsterren. Rechts: ook slangsterren kunnen met grote aantallen tegelijk aanspoelen. Meestal gebeurt dit in de winter bij kou. Maar ook in de zomer liggen ze soms op het strand. Als ze nog leven zie je allemaal wriemelende pootjes

Slangenpootjes

Slangsterren horen bij een andere klasse en zien er ook anders uit dan de gewone zeester en de kleine kamster. Ze zijn minder stervormig; eerder als een zonnetje. Het lichaam is een platte schijf met dunne slangachtige armen. Met die flexibele, kwetsbare armen kruipen ze over de bodem of graven zich in. Slangsterren zijn geen rovers, maar eten aas of organisch bodemmateriaal (detritus). Dat verzamelen ze met kleverig slijm tussen de stekels op hun armen. Slangsterren kunnen plaatselijk in grote aantallen voorkomen en spoelen soms ook met z'n allen aan, zeker in de winter. Maar ook in de zomer zie je ze soms in het aanspoelsel. Er zijn in de Noordzee weliswaar meerdere slangstersoorten, maar in het aanspoelsel ligt vrijwel altijd de gewone slangster (Ophiura ophiura). De lichaamsschijf wordt tot 3,5 centimeter, de poten 3 keer langer.

Rare jongens

De drie besproken zeesterren hebben vijf armen, maar soms kom je ze tegen met meer of minder armen. Zeesterren hebben een verbazingwekkend regeneratievermogen. Wordt een arm afgerukt, dan groeit er gewoon een nieuwe. Soms zelfs twee, waardoor een zespoter ontstaat. Er zijn zelfs exemplaren met zeven of meer armen. Zo'n nieuwe arm is eerst kleiner, maar groeit door. Vier-, drie- of tweepoters komen ook voor.

Zeesterren zijn rare jongens. Waar zit bijvoorbeeld hun kop? Onlangs analyseerden wetenschappers van de Universiteit van Southampton de genen in de armen van zeesterren. In plaats van aparte genen voor de kop en aparte voor de romp, zoals bij de meeste dieren, vonden ze in de armen alleen 'kopachtige genen'. Het lijkt er op dat het hele lichaam van een zeester dus in feite alleen een kop is.

Rare jongens: links zevenpotige gewone zeester, midden: idem driepoot, rechts: dier met een weer aangroeiende vijfde arm

Wanneer staren naar sterren?

Het aanspoelen van zeesterren is afhankelijk van de windrichting en andere factoren. Bij kou in de winter zijn ze verzwakt en kan een stevige wind of storm ze losslaan of opwoelen uit de bodem. Volgt daarna aflandige wind (uit oostelijke richtingen) dan ontstaat een landwaarts gerichte onderstroom waarmee ze opeens massaal op het strand belanden. Feest voor meeuwen, kraaien en andere liefhebbers. Ook op warme zomerdagen kun je op het strand soms zeesterren vinden, zij het minder massaal.

Ten dode opgeschreven

Aangespoelde zee- en slangsterren leven vaak nog. Vooral slang- en kamsterren zie je bewegen en soms ook weer naar zee terug kruipen, waarbij ze typische sporen achterlaten. Of het altijd helpt om zeesterren weer in zee terug te gooien is niet eenduidig te zeggen. Ze ademen via hun huid en kunnen echt alleen in het water leven. Liggen ze half in het water bij de eblijn en komt het water alweer op, dan maken ze misschien nog een kans. Liggen ze langer op het strand en verder van zee, dan zijn ze ten dode opgeschreven. Rijp voor de meeuwen... of souvenirjagers.

Iedere week staat een plant, dier of schimmel centraal in de Week van … Het is een initiatief van SoortenNL, hét kennisnetwerk voor wilde planten en dieren van Nederland. Een netwerk van organisaties die toegepast onderzoek doen en natuurgegevens verzamelen met hulp van duizenden vrijwilligers voor de bescherming van soorten en hun leefgebieden. Met die gegevens ontwikkelen we kennis over de staat van de natuur en verbeteren we beheer, beleid en betrokkenheid.

Tekst: Rykel de Bruyne en Inge van Lente, Stichting ANEMOON / SoortenNL
Foto’s: Marion Haarsma (leadfoto: zeester onder water in het Grevelingenmeer); Inge van Lente; PICTAN