Bosbeheer toen, nu en straks
StaatsbosbeheerOvermatige houtkap
Aan het begin van de Middeleeuwen zijn onze streken nog relatief bosrijk. Daarna neemt de hoeveelheid bos rap af. Dat heeft vooral te maken met overmatige houtkap en bosbeweiding. Rond 1750 is het dieptepunt: dan bestaat nog slechts drie procent van het oppervlak van Nederland uit bos. Sindsdien gaat het langzaam bergopwaarts. Nu bestaat Nederland voor zo’n elf procent uit bos.
Toen
Martijn Boosten, bosadviseur bij Staatsbosbeheer, vertelt dat die opbouw begon doordat we de heidevelden, moerassen en duinen – de zogenaamde woeste gronden – weer productief wilden maken. “En we wilden de grote stuifzanden in het binnenland beteugelen. Die dreigden soms hele dorpen te overstuiven.” Beide doe je door ervoor te zorgen dat er iets groeit. “Veel gebieden waren toen zo zanderig dat er alleen dennen willen groeien. Hier en daar werden ook loofbomen geplant, maar het waren vooral dennen.”
Dat had ook te maken met de mijnbouw waar we eind negentiende eeuw mee startten. Dennen werken goed bij de onderstutting van mijnen, want een voordeel van dennenstammen is dat ze eerst kraken voordat alles instort. Dan hadden de mijnwerkers tijd om weg te komen.
Voor dat bebossen van de woeste gronden heeft de overheid in 1899 Staatsbosbeheer opgericht. Het bosbeheer was in die tijd dan ook vooral gericht op houtproductie: veel dezelfde bomen planten, vervolgens snoeien zodat er mooie rechte stammen groeiden, en na verloop van tijd de hele vlakte kappen.
Recreatie en biodiversiteit
Vanaf de jaren zestig kregen Nederlanders meer vrije tijd en gingen ze recreëren. Ook in de natuur. In 1965 komt de overheid ook met een subsidie voor boseigenaren. In ruil voor deze subsidie moesten boseigenaren hun bos openstellen voor recreanten. Recreëren kon natuurlijk ook in dennenbossen, maar sinds die tijd komt er langzaam meer aandacht voor de eisen die recreanten stellen aan bossen. Bijvoorbeeld variatie in beplantingen, lanen, doorkijkjes, open ruimtes en een kampeerweide. Martijn: “We gingen vanaf toen met andere ogen naar de inrichting van bos kijken.”
Sinds de jaren zeventig komt er geleidelijk ook meer aandacht voor de natuurwaarden van bossen. Het werd duidelijk dat bossen ook leefgebied zijn voor diverse planten en dieren. “Onder invloed van de werkgroep Kritisch bosbeheer, kreeg de aandacht voor natuurwaarden in bossen steeds meer voet aan de grond. Deze werkgroep onderstreepte het belang van dood hout en propageerde ook bosbegrazing en niets doen-beheer.” Ook werd steeds duidelijker dat gevarieerde bossen met verschillende bomen en struiken van verschillende leeftijden belangrijk zijn voor de biodiversiteit.
Naast een nadelig effect op de biodiversiteit, bleek monotoon bos nog een nadeel te hebben. “Met de grote stormen in 1972 en 1973 is bijna een kwart van de bossen omgewaaid. Nog een reden om voor gevarieerd bos te kiezen: dat houdt beter stand in stormen. Ook leerden we na de stormen dat er op de stormvlaktes makkelijk natuurlijke verjonging van bomen opkomt en we niet altijd hoeven te planten.”
Natuurbossen
Tot eind jaren tachtig gebruikten we de term ‘productiebossen’: bossen die alleen voor hout zorgen. Nu hebben we zogenaamde ‘natuurbossen’ en ‘multifunctionele’ bossen. In die eerste speelt de biodiversiteit de hoofdrol. In die tweede is dat ook belangrijk, maar zijn recreatie en houtoogst ook doelen. “Vanaf begin jaren negentig van de twintigste eeuw zijn de bosbeheerbenaderingen Pro Silva en Geïntegreerd Bosbeheer opgekomen die houtproductie combineren met recreatie en beschermen van natuurwaarden. Bovendien is hierbij het gebruik van natuurlijke processen in het beheer belangrijk. Langzamerhand stapten we af van vlaktegewijs kappen en opnieuw inplanten van bos, wat eigenlijk een vorm van landbouw is. We gingen gebruikmaken van natuurlijke verjonging en kleinschaliger kappen om daarmee gevarieerder bos te krijgen.”
Een ander in het oog springend gevolg van de nieuwe bosbeheermethoden is dat meer dode bomen in het bos blijven liggen. “Eigenlijk doen we dat nu overal, want we weten nu dat dode bomen, staand of liggend, enorm belangrijk zijn voor de biodiversiteit: voor mossen, insecten, vogels en voor het bodemleven zoals schimmels.”
Vanaf diezelfde periode – eind jaren tachtig – groeide het besef dat de CO2-opslag van bossen een rol speelt in het tegengaan van klimaatverandering. Toch zet Nederland hier pas sinds 2019 echt op in. Toen is in het Klimaatakkoord en de in 2020 gelanceerde Bossenstrategie afgesproken dat het Nederlandse bos met tien procent toeneemt tot 2030. Dat is in totaal een toename van 37.000 hectare. Staatsbosbeheer neemt hiervoor 5.000 hectare voor zijn rekening. Hiermee moet een bos naast biodiversiteit, recreatie en houtoogst nog een functie vervullen: CO2-opslag. In de Bossenstrategie is bovendien afgesproken dat we de bestaande bossen weerbaarder gaan maken tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering en stikstofdepositie.
Niks doen
“Juist die combinatie van functies en de uitdagingen die we nu kennen als gevolg van klimaatverandering en stikstofdepostie, maakt het huidige bosbeheer zo complex”, vertelt Martijn. “We krijgen vaak de vraag of het bos niet het beste af is als we niks doen. Een terechte vraag. En inderdaad, het bos redt zich wel, maar het is vooral de vraag welk bos je dan krijgt en of dit alle functies en waarden oplevert die wij als maatschappij belangrijk vinden.”
“Zeker als we die functies moeten combineren in onze relatief kleine bossen, is beheer hard nodig. Bijvoorbeeld om voor die variatie te zorgen. Als we niets doen, gaan bepaalde boomsoorten overheersen, bijvoorbeeld de Amerikaanse eik of de beuk. Zo ontstaat alsnog een monotoon bos. En wij willen in Nederland bossen met veel soorten dieren, van de vermiljoen kever tot de zwarte specht. We willen mooie gezonde recreatiegebieden. We willen een klimaatbestendig bos. Voor dat alles moet het gevarieerd en veerkrachtig zijn en dat lukt alleen met het juiste beheer.”
Nu
Niet meer beheer zoals vroeger, grootschalig kappen en planten, maar beheer gericht op toekomstbestendig bos. Klimaatverandering brengt steeds meer weerextremen met zich mee, veel wateroverlast de ene keer en een lange droogteperiode de andere keer. Ook brengt het veranderende klimaat meer en andere plagen en ziektes met zich mee.
Een veerkrachtig gevarieerd bos is dan ook de focus van het huidige bosbeheer. “We zorgen nu voor een gelaagder bos. Niet alleen veel meer verschillende soorten bomen, ook verschillende leeftijden, meer open plekken, ruimte voor lager groeiende struiken, meer overgangen, enzovoort. Daarom kappen we veel kleinschaliger. Niet meer hele vlakken in één keer, maar hier en daar een boom of kleine groepen.”
Ook weten we tegenwoordig dat de bodem veel belangrijker is dan we altijd dachten. De gezondheid van de bodem is de basis van een gezond bos. “Daar houden we in ons beheer zoveel mogelijk rekening mee. Als we kappen, bepalen we van te voren waar de apparatuur mag rijden. Al het materiaal dat nodig is, rijdt daarbij over deze zogenaamde dunningspaden zodat we bodem zo min mogelijk beschadigen. En op hele kwetsbare plekken werken we steeds meer handmatig. Hoewel het handmatige werk grotendeels vervangen was door machines, komt dat nu deels weer terug.”
“Vooruitlopend op verdere klimaatverandering experimenteren we ook met bomen die hier in de toekomst wellicht goed kunnen groeien. Dat is een lastige, want we weten niet hoe het klimaat verandert. Sommige modellen voorspellen dat het hier warmer wordt, maar andere laten zien dat het door een verandering in de golfstromen hier juist kouder kan worden. Het slimste wat we kunnen doen is dus zorgen voor gevarieerd en veerkrachtig bos.”
Toekomst
En het beheer in de toekomst? Martijn verwacht dat dat in dezelfde lijn blijft, gericht op een veerkrachtig bos. “Maar er is nog steeds heel veel wat we niet weten. Welke kant gaat het op met klimaat? Welke soorten hebben de beste kansen? Waar is de bosbodem het meest bij gebaat? Nieuwe inzichten gaan ongetwijfeld tot veranderingen in het beheer leiden. De natuur blijft ons verwonderen. Hoe meer we erover weten, hoe beter we ons ervoor kunnen inzetten. Wel is duidelijk dat goed bosbeheer steeds meer maatwerk zal zijn, kleinschaliger en complexer.”
Tekst: Staatsbosbeheer
Foto's: Staatsbosbeheer (leadfoto: Kootwijkerzand 1905: om bomen een kans van overleven te geven, werd het stuifzand eerst vastgelegd met heide of helmgras, met de hand, meter na meter); Tom Wisseborn