Florabalans toont bedreigingen voor de wilde flora van het agrarisch landschap
FLORONHet biodiversiteitsverlies op het platteland duurt nog altijd voort. Het gaat daarbij niet enkel om verlies van zeldzaamheden, maar vooral om de afname van voorheen zeer algemene soorten. Achteruitgaande iconische ‘boerenland’-soorten zijn bijvoorbeeld de Weidechampignon (Agaricus campestris) en Groot takmos (Ramalina fraxinea). De Pinksterbloem (Cardamine pratensis) zou binnenkort ook zomaar dit lot kunnen treffen.
Groenblauwe dooradering onder druk
Het lijnvormige netwerk van water, oevers, bermen en houtwallen noemen we de groenblauwe dooradering van het landschap. Dit is waar planten, (korst)mossen en paddenstoelen in het agrarisch gebied momenteel het grootste deel van hun leefgebied hebben. Dit leefgebied neemt sinds de eeuwwisseling niet meer zo sterk in oppervlakte af, maar de kwaliteit ervan staat nog wel steeds onder druk. Stikstofdepositie en het inwaaien en uitspoelen van mest vormen misschien wel de grootste bedreiging als we kijken naar de veranderingen die we in de flora zien.
Zo neemt de kwaliteit van de grazige vegetaties in bermen af. Dat blijkt vooral uit de toename van ruigtesoorten en afname van laagblijvende kruiden. Paddenstoelen en laagblijvende graslandplanten floreren juist bij een consequent beheer van maaien en afvoeren. Onder de huidige stikstofdruk leidt extensivering (of fasering) van het beheer al snel tot het verdwijnen van de nog resterende – voor graslandplanten en -paddenstoelen waardevolle – bermvegetaties.
Voor korstmossen is het agrarisch gebied vooral belangrijk voor epifytische soorten die op vrijstaande bomen langs wegen groeien. Door ammoniakdepositie (basisch) gaan soorten met een voorkeur voor zure schors achteruit. Soorten die karakteristiek zijn voor boomschors met een neutrale zuurgraad hebben minder last van ammoniak, maar worden bedreigd door kap van oude laanbomen, iepziekte en essentaksterfte.
Langs en in het water is de achteruitgang mogelijk nog groter. Oever- en moerasvegetaties laten een sterke afname in soortenaantallen zien. Ondanks alle inspanningen die de laatste decennia zijn geleverd, gaat het nog altijd niet goed met de waterkwaliteit.
De aanwezigheid van invasieve Amerikaanse rivierkreeften leidt tot een verschuiving van in de waterbodem wortelende naar in het water zwevende of drijvende waterplanten. Hoge dichtheden rivierkreeften kunnen uiteindelijk leiden tot het verdwijnen van de onderwatervegetatie. Vooral in de veenweidegebieden in West-Nederland zijn deze ‘leeggegeten’ sloten een omvangrijk probleem.
Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers, waarbij gradiëntrijke geleidelijke overgangen van de oever naar het water worden gecreëerd, kan vegetaties van mossen en planten stimuleren. Zo kunnen pas aangelegde natuurvriendelijke oevers een groeiplaats zijn van typische mossen die vroeger voorkwamen op (in de winter) braakliggende akkers. Door de intensieve teelt zijn veel akkers nu mosloos.
Blik op de toekomst
Gelukkig komt er steeds meer besef van de waarde van natuur in het agrarisch gebied en komen er initiatieven van de grond om de biodiversiteit te vergroten. Deze zitten echter nog grotendeels ‘opgesloten’ in de lijnvormige landschapselementen. Ze zijn meestal maar smal, waardoor ze sterk beïnvloed worden door de directe omgeving. Het zal dan ook nog een flinke opgave zijn om de gewenste basiskwaliteit aan natuur te realiseren in het agrarisch gebied. Een transitie naar een meer natuurinclusieve landbouw zou daarbij kunnen helpen.
Meer informatie
- Lees hier de derde Florabalans.
- De Florabalans is een gezamenlijke uitgave van FLORON, de Bryologische en Lichenologische Werkgroep en de Nederlandse Mycologische Vereniging. Hierin wordt jaarlijks de kennis over de ontwikkelingen in de wilde flora in Nederland gedeeld. Zowel planten, mossen als paddenstoelen komen aan bod.
Tekst: Edwin Dijkhuis, FLORON; Laurens Sparrius, FLORON, BLWG; Joyce Janssen, FLORON
Beeld: Edwin Dijkhuis; Laurens Sparrius; Joyce Janssen; FLORON, BLWG & NMV