Gevlekte wolzwever (Bombylius discolor) bezoekt gulden sleutelbloem (Primula veris)

The winners take it all: het effect van intensief landgebruik op insecten

De Vlinderstichting, Wageningen University & Research
25-OKT-2025 - Nieuw onderzoek laat zien wat het steeds intensievere gebruik van grasland betekent voor insecten. Verrassend genoeg bleef bij intensiever gebruik het totale aantal insecten stabiel, maar de soortenrijkdom halveerde. Dit komt doordat soorten verschillend reageren. 85 procent van de soorten ging achteruit en de meeste verdwenen volledig, maar een paar wijdverspreide soorten profiteerden.

Insecten vormen het grootste deel van onze biodiversiteit, maar van de meeste soorten insecten weten we nog heel weinig. Zelfs in het zeer goed onderzochte Nederland is pas sinds kort aandacht voor de achteruitgang van insecten. Toch heeft deze achteruitgang grote gevolgen, want insecten vervullen allerlei cruciale functies in het ecosysteem. Ze zorgen bijvoorbeeld voor de bestuiving van planten en het hergebruik van voedingsstoffen, en ze zijn voedsel voor talloze andere soorten. Een van de hoofdoorzaken van het verlies van insecten is de steeds intensievere landbouw. Maar omdat er zo veel soorten insecten zijn, is het een enorme klus om goed in kaart te brengen welke soorten het hardst achteruitgaan. Nieuw onderzoek heeft dit uitgezocht in Zuid-Limburgse graslanden.

Insectenonderzoek in graslanden

“Graslanden vormen een van de meest soortenrijke én meest bedreigde habitats voor insecten in Europa”, vertelt Reinier de Vries, hoofdauteur van de studie. “In Nederland zijn de meeste soortenrijke graslanden verloren gegaan, maar in Zuid-Limburg bestaan ze nog.”

Dit onderzoek werd gedaan op 41 graslanden met sterk uiteenlopend landgebruik, van extensief beheerde natuurterreinen tot intensief boerenland. Dat leverde een breed beeld op van hoe landgebruik de biodiversiteit beïnvloedt. Door intensiever gebruik – meer bemesting, vaker maaien en meer begrazing – stijgt de opbrengst per perceel. “We konden de intensiteit van het landgebruik daarom afleiden uit de jaarlijkse grasproductie”, aldus De Vries.

Een illustratie van verschil in landgebruik in Zuid-Limburgse graslanden. Extensief beheerde graslanden met een hoge diversiteit aan kruiden (links) komen nog maar weinig voor. Matig extensief grasland (midden), waar meestal grassen dominant zijn, komt een stuk meer voor, zowel in natuurterreinen als in natuurvriendelijk beheerd boerenland. Het meeste grasland wordt tegenwoordig echter intensief beheerd (rechts). In dit type grasland komen gewoonlijk slechts enkele soorten grassen en kruiden voor

Door met een stevig net door de vegetatie te slepen, inventariseerden de onderzoekers insecten en spinnen (voor het gemak spreken we hier over ‘insecten’). Ze telden alle vliegen, wantsen en cicaden, vliesvleugeligen (bijen, wespen en mieren), kevers, sprinkhanen en spinnen: bijna 170.000 individuen in totaal. Binnen deze groepen werden van zoveel mogelijk families de soorten geïdentificeerd. Dit waren maar liefst 520 verschillende soorten. Sommige daarvan, zoals de viervlekmier (Dolichoderus quadripunctatus), zijn nog maar een enkele keer gevonden in Nederland.

Gelijke aantallen, maar minder soorten

De insectengemeenschap kan op verschillende manieren in kaart gebracht worden. De Vries: “We vergeleken eerst de totale hoeveelheid insecten. De uitkomst was verrassend: bij intensiever landgebruik ging het totale aantal insecten helemaal niet achteruit! Dat kwam doordat het aantal vliegen – de meest talrijke groep – toenam, terwijl de meeste andere soortgroepen afnamen. Het is dus niet zo dat er 'niks leeft' in intensief beheerde graslanden. Veel boeren zullen dat wel herkennen, want er vliegen ook volop zwaluwen boven hun weilanden. De toename zit echter hoofdzakelijk in kleine vliegjes. Ondertussen daalde het aantal soorten wel: in de meest extensieve graslanden vonden we gemiddeld ruim dubbel zoveel soorten als in de meest intensieve.” Dit verschil tussen abundantie en soortenrijkdom laat zien dat het totale aantal insecten geen goed beeld geeft van veranderingen van de biodiversiteit.

Het totale aantal insecten in graslanden (abundantie) bleef stabiel bij toenemende productiviteit van het grasland, maar de soortenrijkdom halveerde. Productiviteit, een maat voor intensivering, werd gemeten als de energie-inhoud (gigajoule) van de jaarlijkse grasproductie per hectare. Deze maat houdt rekening met het gewicht en de kwaliteit van de oogst

Winnaars en verliezers

We moeten dus naar soorten kijken, maar ook de soortenrijkdom (het aantal soorten op een locatie) zegt lang niet alles. We weten daarmee immers nog niet hoe groot de populaties zijn of om wélke soorten het gaat. Stel dat extensief beheerde graslanden veel unieke soorten herbergen en intensief beheerde graslanden steeds dezelfde soorten, dan is het werkelijke biodiversiteitsverlies nog groter.

De onderzoekers gebruikten een nieuwe methode om dit uit te zoeken. Voor elke soort bepaalden ze bij welke productiviteit deze het meest voorkwam (het zwaartepunt van alle observaties). Zo konden ze onderscheid maken tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’: soorten die toenamen of afnamen bij intensiever landgebruik. Verliezers bleken sterk in de meerderheid. De meeste soorten (56 procent) namen al af bij de overgang van zeer extensief naar matig extensief grasland. Bij verdere intensivering van matig extensief naar intensief grasland ging 85 procent van alle soorten achteruit en verdween 64 procent. Slechts 9 procent van alle soorten profiteerde van intensief landgebruik.

De omvang van het biodiversiteitsverlies bij intensivering (toenemende productiviteit) blijkt uit het voorkomen van individuele soorten. De linker grafiek toont als voorbeeld de 88 soorten bijen die in dit onderzoek zijn gevonden. Elke soort staat op een eigen rij. Grijze stippen zijn de locaties waar de soort voorkwam, en de gekleurde stip is het zwaartepunt van deze locaties (de productiviteit waarbij de soort het meest voorkwam). Er is geen zwaartepunt bepaald als een soort maar één keer is gevonden. Van alle soorten insecten in dit onderzoek (de rechter grafiek) zijn 56 procent ‘verliezers’ die vooral bij lage productiviteit voorkomen. De meeste van deze soorten verdwijnen als de productiviteit toeneemt. Slechts 9 procent van alle soorten zijn ‘winnaars’ die veelal wijdverspreid zijn, maar het meest voorkomen op hoogproductieve (intensief beheerde) graslanden. Soorten in de ‘tussengroep (35 procent) komen het meest voor bij een gemiddelde productiviteit, maar gaan meestal ook achteruit bij intensief landgebruik

In elke onderzochte soortgroep kwamen veel meer verliezers voor dan op grond van toeval zou mogen worden verwacht. In elke groep, behalve de kevers, zaten ook minder winnaars dan verwacht. Hoewel de soortenrijkdom van kevers stabiel bleef, was er dus toch biodiversiteitsverlies bij intensiever landgebruik. Bovendien is er een essentieel verschil tussen winnaars en verliezers: verliezers kwamen meestal alleen voor bij een lage productiviteit, maar winnaars werden bij hoge én lage productiviteit gevonden. Dit betekent dat er door intensiever landgebruik steeds meer soorten verdwijnen, maar er geen nieuwe soorten bij komen. Er blijft een kleine groep soorten over die profiteert doordat ze in intensief grasland meer voedsel vinden. Dat kunnen weinig kieskeurige generalisten zijn, maar ook soorten met een specifiek dieet dat hier volop beschikbaar is, zoals dood organisch materiaal. Zo kan een kleine groep soorten verklaren waarom het totale aantal insecten niet daalt bij intensivering.

Gevolgen voor ecosystemen

Dat er nog veel insecten leven in intensieve graslanden is op sommige vlakken goed nieuws. Het betekent bijvoorbeeld veel voedsel voor sommige vogels, zoals zwaluwen. Maar intensief landgebruik leidt wel tot een dramatisch verlies van soorten, en dat kan grote gevolgen hebben voor het ecosysteem waarin al die soorten een rol spelen. Het lijkt erop dat bepaalde groepen insecten het hardst achteruitgaan, zoals bestuivende insecten, en grote insecten die door hun formaat een belangrijke voedselbron vormen. Deze functies in het ecosysteem lopen daardoor gevaar. We kunnen dit gevaar pas goed begrijpen als we weten welke soorten toenemen of afnemen door intensivering.

“Dit onderzoek laat ook zien hoe belangrijk de meest extensieve graslanden zijn voor onze biodiversiteit”, licht De Vries toe. “Op zulke plekken groeien meer kruiden dan grassen, en vinden we tientallen soorten planten bij elkaar. Maar dit soort graslanden zijn bijna verdwenen uit Nederland. Het huidige natuurherstel, in het agrarisch gebied en in natuurgebieden, blijft veelal steken bij herstel van matig extensieve graslanden. Dit type grasland is zeker diverser dan intensief grasland, maar voor de meeste soorten is het niet genoeg. Herstel van echt extensieve graslanden is daarom cruciaal om de achteruitgang van insecten en andere soorten te stoppen.”

Meer informatie

Tekst: Wageningen University & Research
Beeld: Reinier de Vries (gevlekte wolzwever (Bombylius discolor) bezoekt gulden sleutelbloem (Primula veris)); Wageningen University & Research