Aanpassingen in beheer voor versterken leefgebied van mos- en grashommel

Provincie Groningen
28-NOV-2025 - De bedreigde mos- en grashommel krijgen extra aandacht in Noord-Groningen. Samen met terreinbeheerders heeft de provincie Groningen onderzocht hoe het leefgebied van deze soorten versterkt kan worden. De eerste aanpassingen in beheer zijn al doorgevoerd.  Zo wordt er een bijenoase aangelegd, komt er gefaseerd maaibeheer en is de laatste maaironde verschoven tot na september.

Een belangrijk deel van de landelijke populaties van de moshommel (Bombus muscorum) en grashommel (Bombus ruderarius) leeft in de provincie Groningen. Mos- en grashommel staan op de ‘Rode Lijst Bijen 2018’ als respectievelijk ‘bedreigd’ en ‘kwetsbaar’ en zijn daarom ook opgenomen in de lijst Groninger soorten. Voor soorten op deze lijst zet de provincie zich extra in. Provincie Groningen heeft recent onderzocht met welke aanpassingen in terreinbeheer het habitat van deze hommelsoorten versterkt kan worden.

Het onderzoek is uitgevoerd in het gebied tussen Usquert, Den Andel en de Waddenzee. Van dit gebied in Noord-Groningen is bekend dat beide hommelsoorten er nog voorkomen. De provincie heeft terreinbeheerders in die omgeving gevraagd om mee te doen. Dat waren onder andere de gemeente Het Hogeland, Staatsbosbeheer, het Waterschap Noorderzijlvest en de provincie zelf. De terreinbeheerders reageerden positief en hebben enthousiast meegewerkt.

Bedreigd leefgebied

Hommels zijn sociaal levende bijen met een koningin en werksters. Net als andere wilde bijensoorten zijn ze voor hun overleving afhankelijk van voldoende voedselaanbod, nestgelegenheid en overwinteringslocaties. Daarnaast is aansluiting op leefgebied van soortgenoten essentieel om een populatie in stand te houden. In geïsoleerde gebieden neemt de genetische variatie af, wat de populatie verzwakt.

Het gaat niet goed met de wilde bijenstand in Nederland. Het leefgebied van alle wilde bijensoorten in Nederland staat onder druk. Oorzaken voor verlies van leefgebied zijn onder andere versnippering van natuurgebieden, het verdwijnen van landschapselementen zoals houtwallen en singels, en een afname van het aantal voedselplanten door bijvoorbeeld vermesting. Specifiek voor mos- en grashommel zijn er nog een aantal redenen voor achteruitgang:

  • Hommels hebben een langere levenscyclus dan andere wilde bijen en daardoor langer behoefte aan voedsel en nestruimte. Ze hebben voedsel nodig vanaf maart tot en met oktober, met een piek in de zomermaanden. Dan zijn de populaties van beide soorten het grootst. In de zomermaanden is er juist vaak een groot tekort aan voedsel door droogte.
  • Hommels zijn de grotere soorten onder de wilde bijen en hebben daardoor een groter voedselaanbod nodig – en dus sneller last van een afname van het aantal voedselplanten.
  • Veel hommelsoorten, waaronder de mos- en grashommel, zijn voor een groot deel afhankelijk van lip- en vlinderbloemigen, zoals onder andere klavers, wikke en smeerwortel. Omdat het meeste gras- en akkerland tegenwoordig uit monoculturen bestaat, is dit voedselaanbod vaak alleen nog te vinden in bermen, slootranden en op dijken.
  • Omdat mos- en grashommel meestal gebruikmaken van een nest dat op of vlak boven de grond zit, kunnen intensieve begrazing en maaiwerkzaamheden de nesten kapot maken.
  • Ook wordt door maaiwerkzaamheden het voedselaanbod weggenomen en worden overwinteringsplekken beschadigd of weggenomen.

Ongeschikt leefgebied: monocultuur op de akker en de gehele berm is over grote lengte zó laag gemaaid, dat er tot in het maaiveld kale plekken aanwezig zijn. Eventuele nesten zullen vernietigd zijn. Er is geen bloemaanbod en ruigtevegetatie aanwezig

Wat kunnen we doen?

De mos- en grashommel zijn (half)open graslandspecialisten. Bosranden, akkerranden, wegbermen en (bloemrijke) dijken behoren ook tot het leefgebied van deze soorten. Beide hommelsoorten foerageren op korte afstand van hun nest, tot maximaal 500 meter. Alle benodigdheden voor een geschikt leefgebied van deze soorten moet dus ook binnen een straal van 500 meter aanwezig zijn. Een inventarisatie van maatregelen ter verbetering van het leefgebied heeft geleid tot een aantal opties.

Vergroten voedselaanbod door:

  • Inzaaien van bloemenmengsels met lip- en vlinderbloemigen;
  • Uitstellen maaien;
  • Invoeren sinusbeheer.

Beschermen nestruimtes en overwinteringslocaties door:

  • Hoger afstellen maaibalk (10 tot 15 centimeter);
  • Behoud van ruige vegetatie (beschutting en nestgelegenheid);
  • Gefaseerd maaien en plaggen;
  • Terugbrengen kleine landschapselementen, zoals houtwallen en hagen.

Verbinden leefgebieden door:

  • Ruige beplanting en bosschages realiseren langs dijken, bermen en oevers.

Aan de slag

Met de terreineigenaren zijn de mogelijkheden besproken om deze maatregelen door te voeren op hun terreinen. Naar aanleiding hiervan zijn meerdere plekken gevonden die geschikt zijn om te laten verruigen, te voorzien van takkenrillen en om aangepast maaibeheer toe te passen. Dit zijn vaak overhoeken binnen het areaal van de beherende organisatie.

Op een aantal terreinen heeft dit al geleid tot aanpassingen in het beheer. Zo is onder andere het ecologische maaibeheer van de provincie Groningen langs de provinciale weg aangepast, zodat de laatste maaibeurt pas na september uitgevoerd wordt, voor een langer bloemaanbod. Staatsbosbeheer gaat op één perceel gefaseerd maaien. En een deel van de terreinen wordt nu als bijenoase aangelegd. In een bijenoase worden bloemenmengsels ingezaaid, takkenrillen aangelegd en verschillende vormen van maaibeheer toegepast die jaarlijks worden gerouleerd, zodat er diversiteit ontstaat. 

Geschikt leefgebied: variatie in structuur van het landschap en in de hoogte van de begroeiing, bloemaanbod aanwezig in de vorm van diverse klavers en wikke. Hier zijn in totaal zes hommelsoorten aangetroffen, waaronder de moshommel

Samenwerken loont

Doordat er op meerdere locaties en door meerdere terreineigenaren kleine maatregelen getroffen worden, ontstaat er een mozaïek van maatregelen die op niet al te grote afstand van elkaar liggen. Dit heeft een grotere invloed op de versterking van het leefgebied dan wanneer er op een enkele locatie wat gedaan wordt. Bovendien levert het een meerwaarde voor de aansluitingen binnen het gebied op, wat goed is voor de verspreiding en genenuitwisseling van de beide hommelsoorten. Daarnaast vergt het niet een heel grote inzet per terreineigenaar, maar is het een gedeelde inzet, waardoor het voor de individuele terreineigenaren goed mogelijk is om uit te voeren.

Vervolg

De provincie Groningen wil voorkomen dat de mos- en grashommel achteruitgaan in aantallen. Het behouden en versterken van bestaand leefgebied is hierin een eerste, belangrijke stap. Niet alle gewenste aanpassingen kunnen in één keer uitgevoerd worden. Er zijn diverse (tijdelijke) beperkingen, zoals pachtcontracten, benodigde aanpassingen in beleid, een tekort aan budget en te weinig mankracht. Provincie Groningen ondersteunt de terreinbeheerders de komende tijd met de uitvoering van de maatregelen en met de onderlinge samenwerking.

Deze werkwijze en maatregelen kunnen in de toekomst mogelijk ook breder opgepakt worden. Ze hebben niet alleen een positieve invloed op het leefgebied van de mos- en grashommel, ze hebben ook hun doorwerking op andere wilde bijensoorten en de biodiversiteit in het algemeen.

Meer informatie

  • De bron van dit natuurbericht is het artikel van Bus, M (2025): Beheer rondom moshommel en grashommel in de provincie Groningen, Groningen. Het is geschreven in opdracht van de Provincie Groningen.
  • Het rapport van het onderzoek kan opgevraagd worden door ons een e-mail te sturen.

Tekst: M. Bus, Provincie Groningen
Beeld: M. Bus