Zeekraalkokermot - primair

Duik in de wereld van kokermotten

De Vlinderstichting
16-OKT-2025 - De herfst is weer begonnen en dat betekent dat het aantal nachtvlinders dat nog te vinden is, bijvoorbeeld door middel van een LED-emmer, afneemt. Wie geïnteresseerd is in een andere manier van zoeken, kan bijvoorbeeld uitkijken naar de vele rupsen en vraatsporen die in de herfst te vinden zijn.

Vooral veel microvlinders laten sporen achter. De kleine vraatpatronen in het blad noemen we bladmijnen. Sommige van deze bladmijnen lijken op kleine vlekpatronen op het blad en worden veroorzaakt door kokermotten. In Nederland komen zo’n honderd soorten voor. Kokermotten maken kleine kokertjes die de rupsen als huisje gebruiken en bescherming bieden tegen predatoren. Deze kokers zijn in veel gevallen zelf door de rups met zijde gesponnen. Sommige soorten gebruiken ook kleine stukjes blad van bomen of stuiken als bouwmateriaal, en in meer uitzonderlijke gevallen worden leeggegeten zaaddoosjes van de waardplant omgebouwd tot koker. Veel soorten kokermotten zijn als vlinder niet makkelijk tot op soort te determineren, maar de combinatie van de koker met de voedselplant maakt de determinatie doorgaans goed mogelijk. Daarnaast zijn de kokers meestal makkelijker te vinden dan de vlinders. In dit overzicht geven we drie zoektips met foto’s van soorten die nu te vinden zijn op verschillende plekken in Nederland. In het kort wordt ook een aantal andere soorten kokermotten beschreven die op de genoemde planten, in dezelfde milieus, te vinden zijn.

Zeekraalkokermot

De koker van de zeekraalkokermotDe zeekraalkokermot (Coleophora salicorniae) is met zijn opvallende levenswijze met recht een verbazingwekkende soort te noemen. Zoals de naam doet vermoeden is de waardplant zeekraal, een plant die veel in kustgebieden en op kwelders te vinden is, en geregeld wordt blootgesteld aan de getijdeschommelingen tussen eb en vloed. Dit betekent dat de zeekraalkokermot ook met die dynamiek moet ‘dealen’ en af en toe ‘kopje onder’ gaat in het zoute water. Gedurende een aantal weken per jaar zijn de kokers van de zeekraalkokermot te vinden op de plant. De rups leeft eerst in een van de zeekraalaren, en zodra deze volledig is uitgehold, wordt deze afgebeten en gebruikt als ‘koker’. De kokers zijn te vinden door te letten op kleine stompjes die vaak bruin afsteken en haaks op een aar of stengel van zeekraal staan. De soort is met gericht zoeken goed te vinden op plekken waar veel zeekraal bij elkaar staat.

Er is nog een negental soorten kokermotten in de getijzone te vinden. Enkele andere opvallende soorten – die dus niet snel met andere soorten verward kunnen worden – zijn: de alsemkokermot (C. albicans) op zeealsem, de schorrenkruidkokermot (C. deviella) op klein schorrenkruid en de keizersgalmot (C. limoniella) op lamsoor. De laatste soort vreet vanuit een oud bloemkokertje van de rijpende zaden en is dan moeilijk te vinden. Zodra ze overgaan op de overwintering boren ze zich een weg in de stengel. De aan de stengel vastgesponnen, intussen overbodig geworden bloemkoker, is vaak makkelijk te vinden.

Koker duizendbladkokermot

Duizendbladkokermot

Een algemene en relatief makkelijk te vinden soort is de duizendbladkokermot (C. argentula). De soort kan overal worden gevonden waar de plant staat. De kleine, lichtbruine, buisvormige kokertjes doen enigszins denken aan kroketjes en liggen bovenop de uitgebloeide bloemen. Het kroketachtige uiterlijk is te danken aan kleine afgebeten stukjes van de bloemhoofdjes van duizendblad. Omdat de rupsen ook overwinteren op de bloemen, zijn ze nog de hele winter te vinden. De trefkans is beduidend lager als er wordt gemaaid.

De koker en de sporen van de grote bladkokermot

Grote bladkokermot

Een andere opvallende soort is de grote bladkokermot (C. siccifolia). Deze wordt vooral gevonden op de zandgronden, met name in Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant en Utrecht. De grote bladkokermot heeft een nogal typische, afwijkende koker, die is opgebouwd uit een afgeknaagd stukje blad. Hoewel de soort op diverse loof- en fruitbomen kan worden gevonden, lijken ze vooral op berk te worden gezien. In oktober wordt zijn aanwezigheid vaak verraden door een kenmerkend vraatpatroon, dat bestaat uit grote lichte vlekjes met een gaatje in het midden. Zolang de rups nog actief is, is zij aan te treffen op de onderzijde van het blad. Soms kan het lonen om in de buurt van de ‘aangetaste’ blaadjes op de omliggende takjes te zoeken, omdat de koker voor de overwintering aan een twijg wordt vastgesponnen. Een achttal andere soorten kan ook in het najaar op berk worden gevonden, waaronder de spatelvormige berkkokermot (C. milvipennis), lichtbruine berkkokermot (C. cornutella), okergrijze kokermot (C. orbitella), gefrommelde kokermot (C. binderella) en lichte groenglanskokermot (C. fuscocuprella).

Tekst: Jannes Boers, De Vlinderstichting en Tymo Muus
Beeld: Jannes Boers; Jurrien van Deijk; Edwin de Weerd; Rik Wever