Wat Limburg kan leren van de Eifel: op pad met Duitsers en Belgen
OBN NatuurkennisHet heuvellandschap van Zuid-Limburg heeft heel wat gelijkenissen met dat in de Eifel en de Ardennen en kent daarmee ook vergelijkbare natuurtypen. Die zijn vaak in betere staat of op grotere schaal aanwezig dan in Nederland. Reden voor het deskundigenteam Heuvellandschap van OBN Natuurkennis om tijdens een tweedaagse excursie in de Eifel samen met Duitse en Belgische collega’s te kijken wat er valt te leren van de gebieden en van elkaar.
Referentiegebieden
Gebieden in de Eifel, maar ook in de Ardennen, kunnen als referentiegebied dienen en zo het natuurbeheer in Nederland helpen. Deelnemer Hans de Mars, ecohydroloog bij Royal Haskoning, start zijn onderzoek al tijdens de excursie. Op elke plek met water haalt hij zijn meetapparatuur tevoorschijn. “Ik vind het interessant om hier te kijken wat de waterkwaliteit is, dat zet alles voor mij in perspectief”, legt hij uit terwijl hij de beek in het overgangsveen van Wasserdel bemonstert. “Dit is een gebied dat hij goed wil begrijpen, om te zien hoe de omstandigheden zouden moeten zijn om in Nederland een overgangsveen of kalkmoeras te kunnen ontwikkelen.”
Niet alleen Duitsland, maar ook België kan dienen als referentie, denkt Gabriël Erens, een van de Vlaamse deelnemers. “In Limburg zijn er gebieden die heel klein zijn of in afgezwakte vorm voorkomen, terwijl België veel vergelijkbare gebieden heeft die groter zijn. Het kan dus waardevol zijn om kennis uit te wisselen en ook onderzoek over de grens te doen.”
Landbouw en natuur
Wat velen opviel tijdens het bezoek aan de oosterburen, is dat er – in elk geval in de Eifel – een minder strikte scheiding is tussen landbouw en natuur. Dat blijkt ook bij een kalkmoeras dat de groep bezoekt. Het is een relatief klein stukje dat tussen landbouwgronden ingeklemd lijkt. Maar, zo vertellen de gidsen, ook de omliggende percelen zijn aangewezen als Naturschutzgebiet. “Sowieso is de landbouw hier veel minder intensief en draagt deze zelf ook bij aan natuurwaarden”, merkt deelnemer Guido Verschoor van Staatsbosbeheer op. “Als je hier door het landschap rijdt, zie je overal bloemen staan op grasland van boeren. Dat zou voor Nederland ook een enorme verbetering zijn, als er rond natuurgebieden een schil zou zijn van minder intensieve landbouw.”
Beheer heel anders geregeld
Een ander opvallend verschil is de organisatie van het natuurbeheer. Eigendom, strategie en dagelijks beheer blijken in Duitsland enorm versnipperd. Zo hebben op de Sistig-Krekeler Heide onder andere de Nordrhein-Westfalen-Stiftung en het Biologisch Station een rol, maar ook diverse boeren. Die zijn zelf verantwoordelijk voor het beheer waarvoor ze van de Landwirtschaftskammer subsidie krijgen. Vanuit de groep wordt al snel duidelijk gemaakt dat toekomstige samenwerking baat zou hebben bij het begrijpen van de organisatorische kant aan beide zijden van de grens. “Ik krijg deze dagen veel vragen over wat een Biologisch Station of een hogere of lagere natuurbeschermingsautoriteit doet”, zegt Axel Förster van het regionale Biologisch Station. “Wij willen ook beter begrijpen hoe het in Nederland zit en wat daar goed werkt en wat niet.”
Leren van Nederland
De focus van de excursie was de vraag wat Nederland van de Eifel kan leren, maar Duitsers kunnen ook inhoudelijk op verschillende vlakken van Nederland leren, meent Michiel Wallis de Vries van De Vlinderstichting. “Er worden hier wel planten gekarteerd, maar een echt monitoringsprogramma, zoals wij dat kennen, ontbreekt. Dat is echt iets waar wij onze ervaring kunnen meebrengen in toekomstige samenwerking. Het is me opgevallen hoe intensief het maaibeheer is, met weinig aandacht voor fasering in verband met insecten. Ook bij de schapenbegrazing zie je dat er nog vooral op vegetatie en nauwelijks op vlinders en andere insecten wordt beheerd. Daar valt dus bij hen ook nog een wereld te winnen.”
Meer informatie
- Lees meer over de tweedaagse excursie in de Eifel.
Tekst en beeld: Koen Moons
