Gerand blaasjesmos

Blaasjesmos verspreidt zich in tuinen en akkers

22-FEB-2012 - De blaasjesmossen vormen een opvallend groepje van levermossen waarvan twee soorten bekend zijn in ons land. Het Gerand blaasjesmos wordt steeds vaker in tuinen en akkers gemeld. Blaasjesmossen lijken toe te nemen, maar dat kan ook te wijten zijn aan een waarnemerseffect. Wie zoekt mee naar nieuwe vindplaatsen van dit fotogenieke geslacht?

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

De blaasjesmossen vormen een opvallend groepje van levermossen waarvan twee soorten bekend zijn in ons land. Het Gerand blaasjesmos wordt steeds vaker in tuinen en akkers gemeld. Blaasjesmossen lijken toe te nemen, maar dat kan ook te wijten zijn aan een waarnemerseffect. Wie zoekt mee naar nieuwe vindplaatsen van dit fotogenieke geslacht?

Mossen zijn de eenvoudigste landplanten. Ze zijn klein, blijven groen en hebben vaak stengels en bladeren. In tegenstelling tot de hogere planten hebben ze geen wortels. Ze hechten zich vast met wortelachtige structuren, die niet voor opname van voedingstoffen dienen. Ook hebben ze slechts één set chromosomen, terwijl hogere planten net als dieren een dubbel aantal chromosomen hebben.

Gerand blaasjesmos op vochtige akker, op lemig zand in Hingene (foto: Joost Reyniers)

Blaasjesmossen (Sphaerocarpos) behoren tot de thalleuze levermossen: ze bestaan uit een vlak, tegen het substraat liggend gedeelte dat niet is opgedeeld in een stengel en bladeren. Op het thallus van blaasjesmossen groeien mooie, opgezwollen bolvormige structuren waaraan dit geslacht haar naam dankt. In deze blaasjes zitten de geslachtsorganen. Door die blaasjes is dit geslacht goed herkenbaar. In het vroege voorjaar kan je bolvormige sporenkapsels in de blaasjes vinden.

In Vlaanderen en Nederland zijn slechts twee soorten blaasjesmos bekend: Gestekeld blaasjesmos (Sphaerocarpos michelii) en Gerand blaasjesmos (Sphaerocarpos texanus). De termen 'gestekeld' en 'gerand' verwijzen naar de vorm van de sporen. De stekels en de randen op de sporen kunnen enkel met behulp van een microscoop worden waargenomen. Hoe gemakkelijk de groep ook in het veld te herkennen is, zonder microscopie kunnen blaasjesmossen niet worden gedetermineerd.

Opgezwollen blaasjes van Gerand blaasjesmos (foto: Herwig Mees)

In Vlaanderen maak je vooral kans om Gerand blaasjesmos aan te treffen. Dat is veel algemener dan zijn dubbelganger. Het Gestekeld blaasjesmos is bij ons een echte zeldzaamheid, maar wordt in Vlaanderen op steeds meer plaatsen gevonden. Gestekeld blaasjesmos werd eerst beschreven uit Italië, maar komt ook in Noord-Amerika voor. Op de Britse eilanden is Gestekeld blaasjesmos zelfs veel algemener dan Gerand blaasjesmos! Beide soorten zijn pioniers op open, verdichte, vochtige bodem in akkers en tuinen. In graslanden kan je blaasjesmos vinden in greppels en op opengetrapte plekken.

Het Gerand blaasjesmos is algemeen in de Noord-Amerikaanse prairie en werd daar voor het eerst beschreven (vandaar de wetenschappelijke soortsnaam 'texanus'). Er werd vermoed dat de soort van daar door de mens naar Europa werd gebracht. Maar onderzoek (Lorbeer, 1934) kon deze theorie intussen weerleggen: de Europese planten wijken in een paar chromosomen immers af van de Amerikaanse (Siebel et al., 2005). Hoewel enige import niet valt uit te sluiten, lijkt Gerand blaasjesmos in ieder geval ook van nature in Europa voor te komen. Maar wat de natuurlijke standplaats is geweest, is moeilijk te achterhalen. Misschien groeide blaasjesmos, net als sommige akkeronkruiden zoals Kleine wolfsmelk (Euphorbia exigua) op de door wind en opspattend zeewater opengehouden randen van de Engelse en Franse klifkusten?

Beide soorten blaasjesmos zijn normaal gezien te vinden van november tot juni. Uit Vlaanderen zijn er voornamelijk gegevens uit de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant, waar veel mossenkenners wonen.

Verspreidingskaartje van beide blaasjesmossen in Vlaanderen (gegevens waarnemingen.be en floradatabank). Nog meer Limburgse gegevens zijn te vinden op http://www.biodiversiteitlimburg.be/atlas/

Tekst: Roosmarijn Steeman (Natuurpunt Studie), Joost Reyniers (admin mossen en korstmossen waarnemingen.be) en Herman Stieperaere (VWBL)
Foto’s: Herwig Mees en Joost Reyniers

Bronnen: Lorbeer G. 1934. Die zytologie der Lebermoose mit besonderer Berücksictigung allgemeiner Chromosomenfragen. I. Jahrbych fur Wissenschaftliche Botanik 80/ 567-818.

Siebel H.N., During H.J. & van Melick H.M.H. 2005. Veranderingen in de Standaardlijst van de Nederlandse blad-, lever- en hauwmossenperiodiek. Buxbaumiella 73/ 26-54.