Een volwassen bosknikspriet

Kniksprieten zaaien verwarring

EIS Kenniscentrum Insecten
24-FEB-2012 - Met zweefvliegen zijn veel mensen wel bekend. Op zonnige dagen in voorjaar en zomer zijn deze vliegkunstenaars in tuinen te vinden, waar ze bloemen bezoeken om nectar en stuifmeel te snoepen. De winter komen ze door als ei, larve of pop. Kniksprieten zijn ook zweefvliegen, maar deze zul je niet snel tegenkomen. Op bloemen zitten ze niet en vliegen doen ze niet veel. Met hun bolle, behaarde uiterlijk en lange, geknikte voelsprieten doen ze meer aan bijtjes dan aan vliegen denken. Verwarrend. Maar dit is niet de enige manier waarop kniksprieten verwarring zaaien.

Bericht uitgegeven door EIS-Nederland [land] op [publicatiedatum]

Met zweefvliegen zijn veel mensen wel bekend. Op zonnige dagen in voorjaar en zomer zijn deze vliegkunstenaars in tuinen te vinden, waar ze bloemen bezoeken om nectar en stuifmeel te snoepen. De winter komen ze door als ei, larve of pop. Kniksprieten zijn ook zweefvliegen, maar deze zul je niet snel tegenkomen. Op bloemen zitten ze niet en vliegen doen ze niet veel. Met hun bolle, behaarde uiterlijk en lange, geknikte voelsprieten doen ze meer aan bijtjes dan aan vliegen denken. Verwarrend. Maar dit is niet de enige manier waarop kniksprieten verwarring zaaien.

Jonge larven van boskniksprieten (foto: Albert Jacobs)
 
Volgroeide larven van boskniksprieten (foto: Albert Jacobs)
 
Lege pophuidjes van boskniksprieten (foto: Albert  Jacobs)
 
Een volwassen bosknikspriet (foto: Tim Faasen)

De larven van kniksprieten leven in mierennesten. Toen biologen deze diertjes in de 19e eeuw voor het eerst zagen, dachten ze dat het naaktslakjes waren. Ze beschreven ze in serieuze artikelen tussen allerlei andere slakken. Dit gebeurde zelfs nog in 1924. Daarna drong langzaam het besef door dat deze dieren helemaal niets met slakken te maken hebben, maar dat het larven van zweefvliegen zijn. In de mierennesten waarin ze leven, voeden ze zich met de eieren, larven en poppen van de mieren. Ze kunnen onbekommerd hun gang gaan, omdat ze zich camoufleren met mierengeurtjes, waardoor mieren ze niet als vijandig herkennen. Uiteindelijk verpoppen de larven, waarna de zweefvliegen tevoorschijn komen.

Tot voor kort waren uit Europa vier soorten kniksprieten bekend, waarvan drie uit Nederland. Recent is ontdekt dat twee van deze soorten eigenlijk elk uit twee afzonderlijke, sterk gelijkende soorten bestaan. Nu zijn er dus opeens zes soorten uit Europa bekend! Dit is al verwarrend, maar nog verwarrender wordt het doordat die recent ontdekte soorten alleen aan kenmerken van larve en pop van elkaar te onderscheiden zijn. De volwassen vliegen zijn niet van elkaar te onderscheiden. Door deze verwarring over de herkenning is nog niet precies duidelijk welke soorten in Nederland voorkomen.

Met zekerheid zijn uit Nederland bekend: de kalkknikspriet (Microdon devius), de moerasknikspriet (Microdon myrmicae) en de bosknikspriet (Microdon analis). Elke soort knikspriet heeft een eigen voorkeur voor een bepaalde mierensoort. De larven van de kalkknikspriet zijn te vinden in de nesten van de gele weidemier (Lasius flavus), die van de moerassknikspriet in nesten van de moerassteekmier (Myrmica scabrinodis). De bosknikspriet is in Nederland gevonden in nesten van de bloedrode roofmier (Formica sanguinea), maar komt vermoedelijk ook voor bij andere mierensoorten. Deze variatie in 'gastmieren' wijst er waarschijnlijk op dat er onder de bosknikspriet in Nederland ook twee soorten schuilgaan. Om hier achter te komen, zullen de larven gezocht moeten worden. Een mooi klusje voor de komende weken. Als het weer wat warmer wordt kruipen de larven namelijk naar de buitenste regionen van de mierennesten om te verpoppen. En dat is het moment waarop de larven en poppen het makkelijkst te vinden zijn.

Tekst: Menno Reemer, EIS-Nederland
Foto's: Albert Jacobs; Tim Faasen