De wieden

Waterbeheer en verspreiding waterorganismen

Wageningen University
10-JUL-2009 - In veel beken en meren worden maatregelen getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren en voor goede leefgebieden te zorgen. Toch blijft het ecologisch herstel vaak uit. De waterdieren die er thuis horen komen niet terug. Welke barrières verhinderen de herkolonisatie van soorten, en hoe kan daar iets aan worden gedaan? Uit onderzoek van Alterra blijkt dat stroming een belangrijke factor is. En daar valt in ‘stilstaande’ wateren door peilbeheer iets mee te doen.

Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op vrijdag 10 juli 2009

In veel beken en meren worden maatregelen getroffen om de waterkwaliteit te verbeteren en voor goede leefgebieden te zorgen. Toch blijft het ecologisch herstel vaak uit. De waterdieren die er thuis horen komen niet terug. Welke barrières verhinderen de herkolonisatie van soorten, en hoe kan daar iets aan worden gedaan? Uit onderzoek van Alterra blijkt dat stroming een belangrijke factor is. En daar valt in ‘stilstaande’ wateren door peilbeheer iets mee te doen.

De oorzaak waarom verspreiding van het waterleven niet altijd goed verloopt is niet altijd duidelijk. Kennelijk zijn soorten niet altijd in staat de afstand van het ene gebied naar het andere te overbruggen. De vraag is wat hen dan precies tegenhoudt. Barrières die waterdieren tegenkomen kunnen worden onderverdeeld in twee soorten: natuurlijke barrières, zoals een stuk land of stroming tussen twee wateren, en kunstmatige barrières, bijvoorbeeld bodemvallen, stuwen, vispassages en duikers. Duikers worden veel gebruikt om water onder een stuk land, weg, spoorlijn of onder een ander water door te leiden. In een aantal veenplassen (petgaten) in het Natura-2000 gebied de Wieden in de provincie Overijssel is onderzocht of soorten in staat zijn om zich door duikers heen van de ene plas naar de andere te verplaatsen.

 
  De Wieden, Overijssel

Natuurlijke verplaatsing van waterorganismen gebeurt op twee manieren: passief, bijvoorbeeld doordat ze met de stroming meedrijven (drift) of via watervogels worden verplaatst, of actief, omdat ze zelf ergens naar toe zwemmen, kruipen of vliegen. Uit het onderzoek blijkt dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende soorten. Snelle dispersie door duikers komt voor bij soorten als vedermuggen en haften. Ook sommige families van mijten, kokerjuffers, aasgarnalen en spookmuggen doen het goed. Voor andere soorten bleken duikers een behoorlijke barrière. Om te zorgen dat ook die soorten zich kunnen verplaatsen, moet het ontwerp van de duikers worden aangepast (zie ook het eerder gepubliceerde bericht 'Durven waterdiertjes door donkere tunnels?').

Verder bleek uit het onderzoek dat passieve dispersie bij de verspreiding van soorten via duikers een aanzienlijk grotere rol speelt van actieve dispersie. De waterverplaatsing van het ene water naar het andere blijkt zo groot te zijn, dat in duikers vaak hoge stroomsnelheden worden gemeten.

 
  Plaatsen van een val
Daarmee komen dus veel diertjes in een ander water terecht. Om de verspreiding van soorten te bevorderen kan hier in polders gebruik van worden gemaakt; de stroming is er kunstmatig en is afhankelijk van peilbeheer. Omgekeerd is ook gevonden dat isolatie van wateren kan leiden tot behoud van bijzondere soorten. In dergelijke gevallen zou dispersie juist onderdrukt moeten worden en is isolatie juist aan te bevelen. Voor grotere plassengebieden zal een combinatie en ruimtelijke heterogeniteit tot de hoogste biodiversiteit leiden. Door bij aanleg van waterverbindingen en regulatie van waterpeilen gebruik te maken van deze kennis kan de effectiviteit van herstelmaatregelen worden verbeterd.

Meer informatie is te vinden op www.kennisonline.wur.nl, en in Alterrarapport 1834.

Tekst en foto’s: Karin Didderen, Alterra Wageningen UR