trips gereconstrueerd

Bestuiving gebeurt al minstens 100 miljoen jaar

31-MEI-2012 - Onderzoekers Noord-Spanje vonden in barnsteenfossielen uit het Vroeg Krijt de oudste bewijzen terug van bestuivende ongewervelden. Het gaat om fossiele tripsen die minuscule stuifmeelkorrels tussen haren op het achterlijf dragen.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Onderzoekers uit Noord-Spanje vonden in barnsteenfossielen uit het Vroeg Krijt de oudste bewijzen terug van bestuivende ongewervelden. Het gaat om fossiele tripsen die minuscule stuifmeelkorrels tussen haren op het achterlijf dragen.

Zowat 80% van de planten is afhankelijk van bestuiving voor een succesvolle voortplanting. Bij dat bestuivingsproces zijn niet enkel de bekende honingbijen betrokken, maar ook een hele waaier andere insecten: van vliegen en vlinders tot kevers en wilde bijen. De eerst gekende bestuivers blijken nu tripsen te zijn. Dat zijn insecten van enkele millimeters groot die we nu nog steeds kennen. In Nederland komen ca. 150 soorten tripsen voor. Die worden ook wel eens donderbeestjes genoemd omwille van hun gewoonte om voor onweersbuien massaal op te vliegen. Ze voeden zich vooral met plantenweefsel en stuifmeel. Wellicht was dat in de prehistorie niet anders.

Reconstructie van een Gymnospollisthrips met stuifmeel aan het achterlijf (foto: Enrique Peñalver, IGME)

De fossiele tripsen bleken honderden stuifmeelkorrels met zich mee te dragen. Ze waren daarvoor uitgerust met speciaal gevormde haren om gemakkelijker grote hoeveelheden stuifmeelkorrels te transporteren. Die stuifmeelkorrels behoren wellicht tot palmvarens en ginkgo-achtige bomen. Die laatste bomen zijn tweehuizig: mannelijke bomen produceren stuifmeel, vrouwelijke bomen brengen na bestuiving onwelriekende vruchten voort. De Spaanse wetenschappers vermoeden dat de larven van de fossiele tripsen in de vruchtbeginsels op de vrouwelijke bomen leefden en volwassen tripsen stuifmeelkorrels aandroegen als voedsel voor de larven. Zo zou bestuiving ontstaan zijn.

Kleine haartjes zorgen ervoor dat stuifmeel blijft plakken aan het achterlijf van de trips (foto: Enrique Peñalver, IGME)“Enkel dankzij dergelijke barnsteenfossielen krijgen we informatie over de eerste bestuivende insecten. De Spaanse fossielen zijn meteen de enige die bestuiving documenteren in de periode waarin dinosaurussen leefden”, stelt Carmen Soriano, die samen met collega’s haar bevindingen publiceerde in het tijdschrift PNAS. In het Krijt is de diversiteit aan bloemplanten zodanig toegenomen dat ze de tot dan toe dominante coniferen verdrongen. De intrigerende co-evolutie tussen insecten en planten is toen van start gegaan.

Referentie:
Penalver, E., Labandeira, C.C., Barron, E., Delclos, X., P. Nel, A. Nel, P. Tafforeau & C. Soriano. 2012. Thrips pollination of Mesozoic gymnosperms. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America.

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto's: Enrique Peñalver, IGME