Knoflookpad

Een pad met een geurtje aan

17-SEP-2013 - De Knoflookpad: mystiek, knap zeldzaam, stinkt. Het aantal populaties nam de laatste dertig jaar in ijltempo af. Door gerichte beheeringrepen wisten enkel in Limburg nog drie populaties het hoofd boven water te houden. Verrassing: in 2013 werd een vierde populatie (her)ontdekt in het Vijvergebied Midden-Limburg.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

De Knoflookpad: mystiek, knap zeldzaam, stinkt. Het aantal populaties nam de laatste 30 jaar in ijltempo af. Dankzij gerichte beheeringrepen wisten enkel in Limburg nog drie populaties het hoofd boven water te houden. Verrassing: in 2013 werd een vierde populatie (her)ontdekt in het Vijvergebied Midden-Limburg.

De Knoflookpad is een plomp gebouwde amfibie. Door haar gladde huid heeft ze weinig van doen met de Gewone pad. Op zich is het best een knap beest. De ‘gemarmerde’ rugtekening met een sterk wisselend patroon van bruingroene tot roodbruine vlekken en strepen zijn net een schilderijtje terwijl de grote ogen met goudkleurig netvlies en verticale pupil iets hypnotiserend uitstralen.

Op de Rode Lijst van de amfibieën en reptielen in Vlaanderen werd de Knoflookpad opgenomen in de categorie ’ernstig bedreigd’ (foto: Jan Van der Voort).

Adulte exemplaren houden het met hun 4 à 7 cm op een normale kikker- en paddengrootte.  De larven zijn echter wel buitenmaats en kunnen tot 18 cm worden. Joekels. Na drie maand gaan ze aan land, als stevig uit de kluiten gewassen juvenielen van ca. 3 cm. Volwassen Knoflookpadden zijn rare beesten: bij gevaar gaan ze hoog op hun poten staan, blazen ze zich op en laten ze een luid, gillend geluid horen.  Om het geheel aan verweertrucjes keurig af te ronden, scheiden ze ook nog een sterke knoflookgeur af.

Stelt de soort dan zo’n hoge eisen aan haar leefomgeving? Eigenlijk niet. Weidepoelen, oude meanders, vijvers of vennen: het maakt haar niet al te veel uit, zolang het water maar niet te zuur of vermest is. Een van nature voedselrijke, heldere waterpartij met een rijke onderwatervegetatie voldoet. Aan vis, als uitgesproken predators van knoflooklarven, heeft de soort een broertje dood. Opmerkelijk: tijdens de paarperiode - tussen half maart en half mei, met een piek tijdens de tweede helft van april - roepen de mannetjes vanop de vijverbodem. Omdat het zacht klokkend geluid onder water wordt geproduceerd, draagt het niet echt ver. Na de paartijd verplaatsen de adulte dieren zich naar de landhabitat. En hieraan stelt de Knoflookpad wel hoge eisen. Ze moet het vooral hebben van zandige rivier- en beekduinen of heuvelruggen, stuifzandheuvels in heideterreinen, maar ook (asperge)akkers en tuinen kunnen volstaan, zolang er maar een losse, mulle bodemstructuur aanwezig is. Knofloofpadden graven zich overdag (en in de winterperiode) d.m.v. wroetende bewegingen met hun achterwerk en achterpoten immers in (wat het knap lastig maakt om de soort op die momenten op te sporen). Een vlot ingraafbare bodem is dus een must.

Het gemarmerd rugpatroon maakt van elke Knoflookpad een echt plaatje (foto: Jan Van der Voort).

Net de combinatie van relatief voedselrijke waterpartijen en vergraafbaar zand is zeldzaam en lijkt momenteel vrijwel beperkt tot enkele beek- en rivierdalen in de Kempen. Gevolg: de soort houdt er in Vlaanderen een erg beperkt verspreidingsgebied op na. In 2007 werd een plan opgemaakt. Hieruit bleek dat het aantal vindplaatsen van Knoflookpad de laatste dertig jaar met ca. 90% is afgenomen. De laatste populaties (alle in Limburg) konden door gerichte beheeringrepen in 2008-2010 van uitsterven worden behoed. In 2012 ging het nog om amper vijf populaties waarvan twee in heel slechte papieren zaten. En toch kwam er in het voorjaar van 2013 goed nieuws toen 16 roepende mannetjes werden gemeld in het Vijvergebied Midden-Limburg in Zonhoven. Het was al van de jaren ’80 geleden dat hier nog Knoflookpadden gezien of gehoord waren.

Zou de soort hier al die jaren onopgemerkt hebben stand gehouden of zou ze de plek recent opnieuw hebben gekoloniseerd? Op deze locatie werden de laatste jaren heel wat werken uitgevoerd voor de Boomkikker. Deze sterk bedreigde struikrover is er helemaal terug van weg geweest. Bijna elk jaar worden nieuwe roepkoren opgetekend en de Vlaamse populatie telt ondertussen meer dan duizend roepende mannetjes. Misschien wist de Knoflookpad in het gebied dus mee te liften op het succes van de Boomkikker.

En hoe zit het met die andere populaties? Niet best! Naast de herontdekte populatie in het Vijvergebied Midden-Limburg, zit in dit gebied nog een tweede, geïsoleerde populatie. In Peer houdt één populatie met moeite stand in twee poeltjes te midden van een intensief akkergebied. Een andere Peerse populatie (in een natuurgebiedje nabij het stadscentrum) gaf er in 2007 de brui aan. De laatste waarneming in een groeve in Houthalen dateert dan weer van 2009. Slechts één Vlaamse populatie bevindt zich in een relatief groot natuurgebied (de Maten in Genk). Op andere, oude vindplaatsen werden al meer dan tien jaar geen Knoflookpadden gemeld. Mogelijk kunnen er door e-DNA nog enkele populaties worden (her)ontdekt, al lijkt die kans toch eerder klein.

De verspreiding van de Knoflookpad is anno 2013 beperkt tot een handvol locaties in Limburg.  Op deze kaart staan alle plaatsen waarin de soort werd aangetroffen tussen 1996 en 2012. (bron: Hyla)

In 2013 telt de Vlaamse populatie 40 à 50 roepende mannetjes en dus waarschijnlijk iets meer dan 100 adulte dieren, verspreid over vier (mogelijk zes) populaties. Voorlopig zijn er geen aanwijzigen dat deze populaties zullen toenemen en/of verbonden kunnen worden omdat er weinig geschikt habitat aanwezig is en de populaties sterk geïsoleerd zijn.

In Nederland werd alvast getracht het ‘isolatieprobleem’ en het bijhorende gevaar voor inteelt te verhelpen door een grootschalig kweekproject. In 2012 werden 15.250 larven opgekweekt en uitgezet in 19 van de 40 Nederlandse populaties. Mocht blijken dat de inbreng van nieuw genetisch materiaal de Nederlandse populatie ten goede komt, dan is dit iets waar ook Vlaanderen misschien haar kar zou kunnen bij aanpikken en met Nederland samenwerken aan een grensoverschrijdend kweekproject. Het lijkt immers weinig waarschijnlijk dat de Vlaamse populaties enkel door regulier beheer zullen kunnen uitgroeien tot duurzame populaties. Hoe het ook zij: in 2013-2104 zal in opdracht van het Agentschap voor Natuur en Bos een soortbeschermingsprogramma voor de Knoflookpad worden opgemaakt. Hopelijk kan hierdoor het tij alsnog worden gekeerd.

Tekst: Iwan Lewylle en Dominique Verbelen, Natuurpunt Studie
Foto's: Jan Van der Voort