roek

Roeken van de andere kant

3-JUL-2013 - Klagen over geluidsoverlast, het lijkt een nieuwe trend in onze welvaartsstaat. Klinkende kerkklokken en spelende kinderen passeerden al de revue, maar ook de natuur wordt niet gespaard. Tsjilpende mussen in de dakgoot en kwakende kikkers in de tuinvijver worden vaak geviseerd, “het is toch zo vervelend, meneer”. Ook de Roek krijgt het hard te verduren. Bewoners in de buurt van Roekenkolonies ergeren zich aan de rauwe roep van de broedende vogels en verfoeien de witte uitwerpselen onder de kolonies. Maar wie de tijd neemt om eens te kijken, ziet onmiddellijk dat de Roek zoveel meer is dan ‘slechts een kraai’.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Klagen over geluidsoverlast, het lijkt een nieuwe trend in onze welvaartstaat. Klinkende kerkklokken en spelende kinderen passeerden al de revue, maar ook de natuur wordt niet gespaard. Tsjilpende mussen in de dakgoot en kwakende kikkers in de tuinvijver worden vaak geviseerd, “het is toch zo vervelend, meneer”. Ook de Roek krijgt het hard te verduren. Bewoners in de buurt van Roekenkolonies ergeren zich aan de rauwe roep van de broedende vogels en verfoeien de witte uitwerpselen onder de kolonies. Maar wie de tijd neemt om eens te kijken, ziet onmiddellijk dat de Roek zoveel meer is dan ‘slechts een kraai’.

Grote zwarte vogels zijn het onderwerp van vele mythen en sagen. De Germaanse god Wodan gebruikte twee raven, genaamd Huginn en Muninn, als boodschappers om hem op de hoogte te houden van wat er gebeurde in de wereld. De Kelten kenden er een goddelijke kracht aan toe. Vaker werden deze zwarte vogels echter gezien als brengers van onheil en met ‘The Birds’ heeft ook Alfred Hitchcock het leven van de Roek en andere kraaien er destijds niet gemakkelijker op gemaakt. Rauw gekrijs van zwarte vogels op grillige takken als voorbode van ongeluk. Een schril contrast met het sociale karakter en de hoge intelligentie van de Roek.

Een volwassen Roek met de typische paarsblauwe glans (Foto: Glenn Vermeersch)
Na jaren van verdelging, nestverstoring en de neveneffecten van landbouwtechnieken spartelden onze Vlaamse Roeken zich met veel moeite door een historisch dieptepunt in de jaren ‘70. De verspreiding beperkte zich voornamelijk tot de Noordelijke en Oostelijk Kempen. Kleinere aantallen werden nog aangetroffen in de omgeving van Ronse en ten westen van Leuven. Pas na de invoer van de wettelijke bescherming en een verbod op bestrijdingsmiddelen, kon de populatie zich langzaamaan beginnen herstellen. Ondertussen heeft deze koloniebroeder zich flink herpakt en is de soort een vrij talrijke broedvogel geworden in Vlaanderen. Het aantal broedparen werd in 2003 op 6000 geschat.

Roeken vertoeven bij voorkeur in landbouwgebied, waar ze op zoek gaan naar insecten, wormen en granen op akkers en in weilanden. Verspreide veldbosjes en bosfragmenten vormen er de ideale plaats voor de broedkolonie. Soms verkiezen Roeken echter andere locaties, zoals achtertuinen en parken. En dat wordt niet altijd geapprecieerd door de buurtbewoners. In de broedtijd kan het er immers nogal luidruchtig aan toegaan. Kolonievogels gebruiken hun roep om contact te houden met andere groepsleden. Er zijn tot wel 20 verschillende geluiden bekend waarmee ze met elkaar communiceren. Bovendien is de broedtijd dé periode bij uitstek voor de individuele koppels om relatie met hun partner in stand te houden en te versterken. Ze gaan onafscheidelijk door het leven en werken samen bij de nestbouw en het voedsel zoeken. Hun roep speelt een cruciale rol bij het onderhouden van de partnerbanden. Er wordt daarbij dan ook vaak lustig op los gekrijst, wat bij buurtbewoners soms voor de nodige ergernis zorgt.

Roeken zijn koloniebroeders die hun nesten graag dicht bij elkaar in hoge bomen maken (Foto: Erik Toorman)
Ook landbouwers zijn niet altijd onverdeeld gelukkig met de aanwezigheid van Roeken op hun percelen. Vooral in het voorjaar woelen Roeken de grasmat om tijdens hun zoektocht naar insectenlarven en wormen. Omdat verschillende van deze insectenlarven schadelijk zijn voor de landbouw (ze tasten immers de plantenwortels aan) zijn Roeken eerder beschermers van die gewassen, en dus een bondgenoot van de boer. Open maïssilo’s zijn voor Roeken dan weer een gemakkelijke en aantrekkelijke voedselbron. Een degelijke afdekking is echter voldoende om schade te voorkomen.

Het is tragisch dat deze bijzondere kolonievogels al te vaak slachtoffer worden van verjaging en vergiftiging. Ook vandaag de dag nog. Dit voorjaar werden in de Wuustwezelse parkkolonie een 22-tal vergiftigde Roeken gevonden, midden in het broedseizoen. Ook uit onderzoek in voorgaande jaren kwam meermaals vergiftiging naar voren, zo moesten tot 40 individuen van een Oostmalse kolonie eerder het loodje leggen. Om welk gif het gaat en langs welk voedsel de Roeken het opnemen is vooralsnog niet bekend, laboratoriumonderzoek zal hierover duidelijkheid brengen.

Woon je in een omgeving met roekenkolonies? Neem dan eens de tijd om ze gade te slaan. Momenteel vind je ze met hun jongen in de weide waar ze in groep foerageren, geflankeerd door Zwarte Kraaien en Kauwen. Een goede gelegenheid om de drie soorten te onderscheiden. De Roeken haal je er snel uit, glanzend en fors met afhangende dijveren. Als de zon erop schijnt krijgen ze een violette glans. Ze hebben een lange puntige snavel met een kale basis, een opvallend verschil met die van de Zwarte Kraai. Jonge Roeken zijn moeilijker te herkennen maar ze zijn iets kleiner en hebben nog kleine zwarte veertjes op de snavelbasis. Ze worden echter nog een tijdje gevoederd door de oudervogels. Het zijn slimme vogels die hun omgeving goed kennen. Alleen in barre winters verlaten ze tijdelijk het gebied.

Enige tolerantie voor de Roek met zijn oeroud natuurgeluid is meer dan welkom. In Scandinavië maakt de Roek wél deel uit van het straatbeeld; ze foerageren er gewoon in de wegberm. Bij ons hebben we machines, verkeergeraas, grasmaaiers en bladblazers probleemloos leren aanvaarden. We moesten blij zijn als we daartussen nog een sprankeltje natuur kunnen ontwaren.

Tekst: Marieke Berkvens
Foto's: Glenn Vermeersch, Erik Toorman