Vroedmeesterpad

In de toekomst meer fluitconcerten van Vroedmeesterpad?

11-SEP-2013 - Als er moet 'gevroed' worden, laten de mannen het doorgaans over aan de vrouwen. Niet zo bij de Vroedmeesterpad, waar de mannetjes wel hun zorgplicht opnemen. Maar voor hoe lang nog?

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Als er moet 'gevroed' worden, laten de mannen het doorgaans over aan de vrouwen. Niet zo bij de Vroedmeesterpad, waar de mannetjes wel hun zorgplicht opnemen. Maar voor hoe lang nog? 

Op het eerste gezicht lijkt de soort weinig om het lijf te hebben: een kleine, onopvallende amfibie (4 à 5 cm groot), wrattig, uniform gekleurd, gedrongen lichaamsbouw. Maar het mannetje houdt er bijzonder intrigerende gewoontes op na: hij masseert de cloaca van het vrouwtje wanneer ze de eieren legt, vormt met de achterpoten een 'korfje' waarmee hij het eisnoer opvangt, draait dit rond zijn achterpoten en draagt de eieren 15 tot 40 dagen met zich mee. De larven groeien dus 'op de rug' van het mannetje, niet in het water. Geen enkele amfibie in Vlaanderen doet hem dat na. Zijn de larven voldoende groot, dan worden ze door pa Vroedmeester alsnog in het water afgezet.

Mannetje Vroedmeesterpad met eitjes op de rug (foto: Jan Van der Voort)

Het verspreidingsgebied in Vlaanderen is sterk versnipperd en bijna alle populaties zijn van elkaar geïsoleerd. In Limburg komt de soort nog voor in Grootloon en Voeren. Ook Vlaams-Brabant telt een handvol autochtone populaties, verspreid over Sint-Genesius-Rode, Overijse en Huldenberg. Recent werd een aantal roepende mannetjes ontdekt in Tervuren, Duisburg en Loonbeek. Op sommige plaatsen (Wervik, Gent, Ternat, Rijkel en Herk-de-Stad) werd de soort (ondoordacht en illegaal) geïntroduceerd. De soort bereikt in Vlaanderen wel de noordwestgrens van haar areaal. Geschikte leefgebieden zijn in die grenszones per definitie schaars. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verspreiding sterk gefragmenteerd is, de populaties (erg) klein zijn en dat ze (erg) gevoelig zijn voor veranderingen.  

Het verspreidingsgebied in Vlaanderen is sterk versnipperd: de resterende populaties zijn daardoor sterk van elkaar geïsoleerd. (kaart: Hyla).

Maar toch: de Vroedmeesterpad heeft betere tijden gekend. De laatste jaren nemen op de meeste locaties de aantallen drastisch af. De totale Vlaamse populatie zit op een historisch dieptepunt. Recent maakte Natuurpunt nog de Vlaams-Brabantse rekening. In 2010-2011 werden in de provincie slechts 45 à 51 fluitende mannetjes geteld. De sterkste achteruitgang doet zich echter voor in de Voerstreek. Tussen 1980 en 2001 werden er nog in 23 poelen Vroedmeesterpadden waargenomen. In 2009 werden 22 van de 27 gekende voortplantingslocaties uitvoerig bemonsterd. Resultaat: één larve en zes roepende mannetjes. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de soort op de nieuwe Rode Lijst voor amfibieën en reptielen in Vlaanderen werd opgenomen in de categorie 'bedreigd'.

Maar waarom boert deze sympathieke pad zo hard achteruit? Waar loopt het fout? Moeilijke vraag zonder éénduidig antwoord. Vroedmeesterpadden hebben het vooral voor ondiepe, snel opwarmende poelen met helder water. Een dikke krooslaag, algenbloei, en (te) veel watervegetatie maken potentiële voortplantingsplaatsen meestal/veeleer ongeschikt. Verder onderzoek is vereist om de redenen van de achteruitgang te kunnen achterhalen. Er wordt vermoed dat de opmars van exotische Meerkikkers de soort geen goed zou doen. Mogelijk zijn de larven van deze grote groene kikker een voedselconcurrent voor die van de Vroedmeesterpad. Maar of er een één-op-één-relatie is tussen de opkomst van de Meerkikker en de neergang van de Vroedmeesterpad is momenteel nog niet bewezen. Eén ding is zeker: Vroedmeesterpadden zijn zonnekloppers en hebben nood aan een zonbeschenen leefgebied, liefst met een stenige ondergrond. Zonder redt ie het gewoon niet. Mogelijk hebben Meerkikkers een negatieve impact op het aantal Vroedmeesterpadden (foto: Hugo Willocx).

Maar gelukkig heeft deze sympathieke fluiter heel wat fans. De Vlaamse Landmaatschappij, Regionaal Landschap Dijleland, Hyla, de Provincies Vlaams-Brabant en Limburg, Regionaal Landschap Pajotteland en Zennevallei, ...: allen trokken al aan de kar. In Neerijse werd het beheer van een groeve afgestemd op de soort, het kerkhof van Borgloon kreeg speciale 'vroedmeestermuurtjes', heel wat voortplantingspoelen werden geschoond, op een aantal plaatsen werden ondiepe oeverzones aangelegd en kilo's silexstenen werden aangevoerd om schuilplaatsen te creëren. In de Voerstreek trekt men volop de kaart van voortplantingsbakken en 'controleerbare' poeltjes in schrale graslanden. Via aflaatsystemen en sluizen kunnen deze waterpartijen perfect worden gecontroleerd. Van zodra de waterkwaliteit niet meer beantwoordt aan de ecologische eisen van de Vroedmeesterpad kan het water worden afgelaten. Bijkomend voordeel: de voortplantingsbakken kunnen snel en makkelijk worden geplaatst, zelfs op locaties waar de grondwatertafel vrij diep zit. De bakken kunnen bovendien eenvoudig worden verplaatst mocht blijken dat ze niet door Vroedmeesters worden gekoloniseerd.

Een voortplantingsbak geïntegreerd in een helling in een natuurgebied in Borgloon. De fluitend mannetjes laten zich vooral horen op een hoger gelegen, oud kerkhof maar de bak wordt wel door mannetjes gebruikt om er hun larven in af te zetten. (foto: Iwan Lewylle)

Ook al heeft geen van deze maatregelen vooralsnog tot het verhoopte 'grote' herstel geleid, ze volstonden wel om lokaal uitsterven af te wenden. In 2012 werden in Rijkel een tiental fluitende mannetjes gehoord. Ook Grootloon was 'goed' voor tien fluiters en ca. 400 larven. In de Voerstreek lijkt de soort - na een historisch dieptepunt in 2010 - weer voorzichtig uit het dal te kruipen. Vooral het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) ging hier in 2011 zwaar aan de slag met o.a. de aanleg van 20 nieuwe en herstel van acht oude drinkbakken. In totaal werd ca. 320 ton silexstenen aangevoerd om geschikte schuilplaatsen te creëren. Het gros van deze soortgerichte beschermingsmaatregelen werd uitgevoerd in de Veursvallei (tussen het Veursbos, het Konenbos en het Vrouwenbos). Het aantal Vroedmeestermannetjes is er weer licht gestegen (meerdere tientallen in de omgeving van Kattenrot en Altembroek, ca. 10 rond de Veursvallei) maar de echte 'boost' blijft vooralsnog uit. Vermoedelijke oorzaak: de meeste populaties stonden op het randje van uitsterven waardoor goede initiatieven vaak pas na enige tijd merkbare resultaten opleveren. Er wordt verwacht dat de inspanningen in de Voerstreek pas vanaf 2016 voor een lokale opstoot zullen zorgen. Larven die nu worden 'geboren, zijn immers pas geslachtsrijp na twee à drie jaar.

Zowel de overheid als NGO's moeten aan de weg blijven timmeren willen we deze soort in Vlaanderen behouden. Natuurpunt pleit voor een meer gecoördineerde aanpak waarbij vooral de kennis (wat werkt? wat niet?) aan alle betrokken actoren wordt verspreid. Een soort leergemeenschap, een overlegplatform, zoals dat ook in Nederland bestaat. Natuurpunt is eveneens vragende partij voor een meer gedetailleerd meetnet, ondersteund door de overheid. Doel: trends sneller onderkennen, de positieve en/of negatieve impact van beheermaatregelen vlugger in kaart brengen en (indien nodig) de uitgevoerde soortbeschermingsacties bijsturen.

Bron: Lewylle I., 2013. De Vroedmeesterpad: 5 voor 12. In: BRAKONA-jaarboek 2011. Mechelen.

Tekst: Iwan Lewylle en Dominique Verbelen, Natuurpunt Studie
Foto's: Jan Van der Voort, Hugo Willocx, Iwan Lewylle