Hamsterbeheer

Experiment nieuw hamsterbeheer: naar een landbouw met meer biodiversiteit

Natuurrijk Limburg
26-OKT-2017 - In 2015 is het project Hamster op Eigen Benen (HOEB) van start gegaan. Uitgangspunt van dit onderzoeksproject is om een hamstervriendelijk gewasbeheer uit te testen dat voor boeren bedrijfseconomisch aantrekkelijk, en op grotere schaal toegepasbaar is. Extra aandacht is er voor de agrarische bedrijfsinpassing in het hamsterbeleid. Dus agrarisch natuurbeheer (ANLb) met oogsten.

Ondanks de enorme achteruitgang van de hamster (Cricetus cricetus) in het gehele verspreidingsgebied, lijken slechts weinig Europese landen echt daadkrachtig in te zetten op het behoud van de hamster. Ook in Nederland moest de soort eerst (bijna) uitsterven, voordat besloten werd om beschermingsmaatregelen te nemen. Alleen Frankrijk en Nederland, beide aangeklaagd bij de EU omdat de hamster dreigde uit te sterven, zijn op dit moment zeer actief met het nemen van beschermingsmaatregelen en het uitvoeren van onderzoek. In aangrenzend België en Nordrhein-Westfalen is de hamster inmiddels vrijwel uitgestorven en lukt het maar niet om voldoende beschermingsmaatregelen te nemen. Het aantal hectares met specifiek hamsterbeheer is in België en Nordrhein-Westfalen nog steeds marginaal met enkele tientallen hectares. Opvallend daarbij is dat de boeren vaak wel willen, maar dat vooral de overheden en belangenorganisaties niet tot daadkracht in staat blijken.

Onderzoek belangrijk

Constateren dat de hamsterpopulatie achteruit gaat is de eerste stap; proberen te achterhalen wat deze achteruitgang veroorzaakt, de tweede. Wijzen op de veranderingen in de landbouw is te gemakkelijk: wat zijn de veranderingen, en waarom heeft de hamster daar last van? Uit onderzoek in Nederland blijkt dat de steeds vroegere oogst van graan een rol speelt: hierdoor worden er geen jongen uit tweede nesten meer geboren. Samen met een verminderde graanteelt, is dat een reden waarom er minder ruimte voor de hamster is. Maar er is meer.  Onderzoek uit Duitsland laat zien dat de gemiddelde worpgrootte de afgelopen 50 jaar bijna gehalveerd lijkt te zijn. Dit komt bovenop een geringer aantal worpen. Al deze actoren samen laten duidelijk zien waarom de Europese hamsterpopulaties zo snel verdwijnen. Onduidelijk blijft echter waarom de worpen 50 procent kleiner zijn geworden. Met de vraag hoe dit kan worden verbeterd, ligt weer een nieuw aandachtsveld voor onderzoek open. De andere redenen voor de achteruitgang zijn op te lossen door hamstervriendelijk beheer te gaan uitvoeren, bijvoorbeeld door niet-, later- of anders te gaan oogsten. Hamsterbeheer dient daarvoor aantrekkelijk te zijn voor de agrariër, zodanig dat hij boer kan blijven en niet natuurbeheerder wordt.

Experimenteel oogsten met een arenstripper voor effectiever en efficiënter beheer, en meer ruimte voor regionaal maatwerk en agrarisch ondernemerschap

Van natuurbeheer naar natuurvriendelijke landbouw

De aanleiding voor het HOEB project is het feit dat uit de evaluatie van het beheer van de afgelopen tien jaar is gebleken dat het huidige hamsterbeheer niet in alle gevallen voldoet. Evaluatie van het hamsterbeheer van de afgelopen jaren heeft enkele nieuwe inzichten opgeleverd. Daarom wordt er de komende jaren ingezet op een bredere doelstelling. Hiermee wordt beoogd een effectiever en efficiënter beheer te voeren waarbij er meer ruimte is voor regionaal maatwerk en agrarisch ondernemerschap. Dit gebeurt door innovatief beheer met andere gewassen en het (deels) oogsten van de gewassen. Hierbij moet er voldoende dekking voor hamsters in de zomermaanden blijven, en dienen de kosten per beheerde hectare zo laag mogelijk blijven. De resultaten van dit onderzoeksprogramma worden gebruikt om te leren of en hoe het mogelijk is landbouw en doelstellingen gericht op biodiversiteit te combineren. Het onderzoek wordt uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Alterra) in samenwerking met de Zoogdiervereniging, en gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en de Provincie Limburg.

De bedoeling is om voor hetzelfde ANLb-budget voor de hamster een veel grotere oppervlakte geschikt habitat te krijgen, waar ook vele andere boerenlandsoorten van profiteren. Streefbeeld is om 20 tot 25 procent van de oppervlakte akkers in de huidige begrensde gebieden in Zuid-Limburg in te zetten voor hamsterbeheer. Pas vanaf 2018 zal echt duidelijk worden hoe dit zal uitpakken voor de hamsterpopulatie en andere boerenlandsoorten. Toch zijn er in 2016 en 2017 al enkele positieve ontwikkelingen geconstateerd betreffende de verspreiding van de hamster in Zuid-Limburg. En niet onbelangrijk: het enthousiasme van boeren is met deze vorm van hamsterbeheer flink toegenomen.

 Boer, veldmedewerker collectief, onderzoeker, gedeputeerde en ambtenaar provincie bekijken en bespreken de resultaten van de proef met de arenstripper: links is geoogst met de arenstripper en biedt nog steeds veel dekking voor boerenlandsoorten

Tarwe oogsten met een arenstripper

Een belangrijk onderdeel in de bescherming van de korenwolf is het bieden van voldoende beschutting. Het graan in zijn geheel niet oogsten, zoals dat jarenlang gebeurde, is duur waardoor er weinig draagvlak voor bestaat. Er wordt nu geëxperimenteerd met later oogsten en oogsten met de arenstripper. Later oogsten betekent in de meeste jaren dat er ongeveer twee weken later geoogst wordt; in sommige jaren kan het echter wel vier weken later zijn. Dat uitstel is soms te lang en geeft veel risico op verlies van gewasopbrengst. Daarnaast komen boeren dan in de problemen met milieuwetgeving: na 31 augustus mag geen dierlijke mest uitgereden worden. Om toch eerder te kunnen oogsten zonder dat dekking verdwijnt, oogsten boeren met een arenstripper. De arenstripper haalt alleen de tarwekorrels uit de aar. De stengels van de tarwe blijven staan, inclusief de aar: dit biedt veel meer dekking dan oogsten met het laten staan van een hoge stoppel.

Een nadeel van de oogst met de arenstripper is het korrelverlies: nu is dat 5 tot 10 procent, maar met nieuwere machines en gewenning in het gebruik ervan kan dit naar verwachting beperkt worden tot 3 tot 5 procent. Voordeel van dit korrelverlies kan zijn dat dit voedsel voor allerhande akkervogels biedt, maar ook dat deze korrel weer kiemt en tot plantjes uitgroeit. Daarnaast kan er op de bodem ook een ondergewas (bijvoorbeeld klaver) worden geteeld zonder dat dit de oogst van de korrels onmogelijk maakt. Het mooiste zou zijn als in het ondergewas ook soorten (bedreigde) akkerflora aanwezig zijn; voor het ANLb beheerpakket “kruidenrijke akker” kan de arenstripper daarom erg waardevol zijn. Ondergewas biedt extra dekking en voedsel voor boerenlandsoorten, maar biedt zeker ook kansen met oog op de door te voeren vergroening van het GLB. Een vergroening die nu in de praktijk maar weinig biodiversiteit oplevert.

Vergroening GLB en andere regelgeving gaan niet samen

Groot spiegelklokje tussen het commerciële graan. Voor een landbouw die ruimte biedt aan biodiversiteit en zeldzame soorten zullen alle pijlen op het boerenerf dezelfde kant op moeten wijzen. Dat kan alleen door waarachtige inzet en samenwerking van vele partijenIn dit project waar op basis van kennis onderzoekers, gemotiveerde boeren en overheden werken aan effectief agrarisch natuurbeheer, zou je denken dat aan alle voorwaarden voor betere resultaten wordt voldaan. Helaas loopt de weg dikwijls dood op het moment dat dit goed gefundeerde beheer kan worden afgesloten. Wat boeren al langer weten, zien de betrokken organisaties nu ook: in de landbouw is er een zodanig grote hoeveelheid aan (goed bedoelde) regelgeving dat het doel uit zicht raakt. Met de maatregel oogsten met arenstripper kan voldaan worden aan de doelen van erosiebestrijding, vergroening van de landbouw in het kader van GLB en soortenbescherming in het kader van ANLb. Echter, voor elk van de regelingen gelden andere maatregelen die niet gecombineerd mogen worden of waar tegenstrijdige prikkels voor de boer gelden.

De uitdaging voor resultaten in het ANLb ligt de komende jaren daarom niet alleen bij de agrarische collectieven en onderzoeksinstellingen, maar ook bij overheden om ervoor te zorgen dat voor de boer de verschillende regels en andere zaken (bijv. fiscale stelsel, het grondbeleid, de vergunningverlening) dezelfde kant op wijzen. Ook voor de keten ligt er de mooie uitdaging om groene prestaties tot vast onderdeel van de boer zijn bedrijfsvoering te maken, door er een goed verdienmodel onder te leggen. Alleen met inzet van al die partijen en met de hele maatschappij kunnen bedrijven zich in de door velen gewenste (gesmeekte?) groene richting ontwikkelen. Het zal niet makkelijk zijn, maar wat is er nou leuker dan zelf in het veld te staan, in plaats van aan de zijlijn te roepen?

Tekst: Harm Kossen, Natuurrijk Limburg; Maurice La Haye, Zoogdiervereniging; Gerard Müskens, Wageningen Environmental Research (Alterra)
Foto's: Harm Kossen; Gerard Müskens