Kortsnuitzeepaardje in winterse Oosterschelde

Zeepaardjes ook in de winterse Oosterschelde

Stichting ANEMOON
17-DEC-2017 - Nederlandse waarnemingen van het Kortsnuitzeepaardje zijn schaars en stammen voornamelijk uit de zomer. Recent zagen duikers echter, onder bijna winterse omstandigheden, exemplaren in de Oosterschelde. Dit is heel bijzonder en werpt nieuw licht op het verborgen leven van ons zeepaardje.

Bij zeepaardjes denken we vooral aan tropische wateren, niet aan Nederland. Toch bestaat er een inheemse soort: het Kortsnuitzeepaardje (Hippocampus hippocampus). De Nederlandse waarnemingen van het Kortsnuitzeepaardje zijn de laatste jaren geleidelijk toegenomen. Het is echter nog steeds een soort die slechts sporadisch door sportduikers wordt gezien of in vissersnetten wordt gevangen. De meeste waarnemingen komen uit de Oosterschelde, al zijn er ook vangsten bekend van de wateren rondom de Waddeneilanden. Vooral ‘s zomers worden steeds vaker Kortsnuitzeepaardjes in de Oosterschelde gezien. Maar zoals nu blijkt, zijn ze ook laat in het jaar nog waar te nemen.

Dit vrouwtje van het Kortsnuitzeepaardje werd op 4 november 2017 in de Oosterschelde bij Anna Jacobapolder waargenomenDe vondst van een exemplaar op 4 november 2017 bij Anna Jacobapolder was al opmerkelijk laat in het seizoen. Maar de meest recente waarneming, op donderdag 7 december door sportduikers uit Tilburg in de buurt van de Zeelandbrug, is wel heel bijzonder te noemen. De temperatuur van het zeewater was op dat moment al gedaald tot 7 graden Celsius. Volgens de waarnemers was het dier zeer beweeglijk en constant aan het rondzwemmen. Er is ook nog een extreem vroege waarneming bekend van een Kortsnuitzeepaardje uit de Oosterschelde. Twee Belgische sportduikers zagen op 3 april 2014 bij Kattendijke een zeepaardje. De watertemperatuur was toen 8 graden Celsius. Met deze waarnemingen krijgen we wat meer inzicht in het verborgen leven van Kortsnuitzeepaardjes. Het blijkt dat de soort taaier is en in het najaar langer aanwezig blijft dan we tot nu toe dachten. Of deze dieren, die afhankelijk van de soort 2 tot 6 jaar oud kunnen worden, in de Nederlandse kustwateren de winter doorbrengen en hoe ze dan hier kunnen overleven is niet bekend. Waarschijnlijk trekken ze verder de Noordzee in, naar dieper water, waar het zeewater ’s winters gemiddeld iets warmer blijft dan in de ondiepe wateren van de Waddenzee en Zeeuwse Delta.

De Nederlandse kustwateren vormen de meest noordelijke verspreidingsgrens van deze soort. Het geleidelijk opwarmen van het zeewater door klimaatverandering ligt waarschijnlijk aan de basis van het toenemend aantal waarnemingen door sportduikers. De waarnemingen van de laatste jaren blijven beperkt tot het Kortsnuitzeepaardje. Elders langs de Europese kust komt ook het iets kleinere Langsnuitzeepaardje (Hippocampus guttulatus) voor. De noordelijke verspreidingsgrens van deze soort ligt iets zuidelijker.

De rode vlekken op de kop van dit zeepaardje zijn kolonies van de Slingerzakpijp Botrylloides violaceus die zich op de leerachtige huid hebben gevestigd. Dit is een bijzondere en wellicht zelfs eerste waarneming van deze symbiose

Waarnemingen van Kortsnuitzeepaardjes en andere organismen kunnen worden gemeld via het digitale waarnemingenportaal van Stichting ANEMOON.

Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON