Mens, natuur en techniek vloeien in elkaar over in Rijksmonument Waterloopbos
Atlas Leefomgeving"Daar stond ik dan, in januari 2003, als nieuwe beheerder van het Waterloopbos. Wat moesten we nu? Ik wist het niet. Het terrein was slecht onderhouden. De bruggetjes waren verrot en er waren gevaarlijke waterputten met houten deksels. Ondertussen stond het publiek aan de poort te trappelen. Het was altijd afgesloten gebied geweest en iedereen was nieuwsgierig", zo vertelt een boswachter in het boek Het Waterloopbos.
Waterloopkundig Laboratorium in Noordoostpolder
In 1947 gaf Rijkswaterstaat de opdracht om de getijbewegingen in Zuidwest-Nederland te onderzoeken. Er waren zorgen over de veiligheid van Zuid-Holland en Zeeland en er lagen plannen om de zeearmen af te sluiten van de Noordzee. Dit soort plannen werden destijds onderzocht in het Delftse Waterloopkundig Laboratorium. Daar bouwden ze modellen op schaal na om te kijken wat het water zou doen. Het laboratorium in Delft was echter te klein om de hele Oosterschelde na te bouwen. Ook had Delft ruimte nodig voor nieuwe woningen.
Jo Thijsse, directeur van het buitenlaboratorium, ging daarom op zoek naar een nieuwe geschikte locatie. Hij liet zijn oog vallen op het nog jonge bos bij Marknesse in de Noordoostpolder. Zo ontstond Waterloopkundig Laboratorium De Voorst. Op deze plek pionierde Nederland met water. Tussen 1950 en 1996 voerden medewerkers bijna duizend proeven uit, om te onderzoeken hoe water zich gedraagt onder diverse omstandigheden.
Model van de haven van IJmuiden
Een mooi voorbeeld van zo’n proef is de haven van IJmuiden. Deze haven werd in 1956 op schaal nagebouwd om te testen wat de beste vorm van het havenhoofd zou zijn. Een havenhoofd is de pier of zeearm van de haven die schepen rustig in- en uit laat varen. Om een beeld te krijgen van de stroombewegingen, gooiden onderzoekers papiersnippers in het water. Fotograaf Albert Loonstra klom dan op een 12 meter hoge ladder of 27 meter hoge fototoren om met een lange sluitertijd het stroombeeld vast te leggen. In het boek Waterloopbos vertelt hij: “Ik ben zeker drie keer van de ladder gevallen […] dan kwam ik weer overeind en zei iedereen: 'Die is niet dood te krijgen.’” Er kwamen ook veel opdrachten uit het buitenland. Zo kun je nog steeds een schaalmodel van de haven van Bangkok in het Waterloopbos vinden.
Wat maakte deze plek geschikt voor pionierswerk?
De bodem van het Waterloopbos is van keileem. Dat maakte de grond ongeschikt voor landbouw. Keileem laat namelijk weinig tot geen water door. Deze keileem ontstond in de ijstijd – toen de grond stevig op elkaar werd geperst. Vandaar dat er na de drooglegging van de Noordoostpolder in 1942 een bos kwam. Dat is kenmerkend voor die tijd: je legde alléén natuur aan, als je de grond niet voor iets anders kon gebruiken.
Die ondoordringbare bodem was voor het laboratorium juist een pré: zo liep het water niet steeds weg uit de modellen. Bovendien was er een flink hoogteverschil op het terrein: het Vollenhoverkanaal, onderdeel van de randmeren, aan de oostkant lag 4,5 meter hoger dan de Zwolse vaart aan de zuidkant. Dit natuurlijke hoogteverschil liet het water door de schaalmodellen stromen. Zo werd het Waterloopbos de ideale plek voor het pionierswerk met water.
Tongvarens, kokerjuffers en weerschijnvlinders
De keileembodem, het vele reliëf en het water zorgen ervoor dat het Waterloopbos een aantrekkelijke woonplaats is voor veel planten, dieren en andere levensvormen. Zo doen paddenstoelen het bijzonder goed in het Waterloopbos. In de herfst kun je meer dan vierhonderd soorten vinden, zoals de speksjoerdzwam, dodemansvinger en gekraagde zeester. Op de oude muurtjes groeien zeldzame tongvarens. En dan zijn er nog ringslangen, ijsvogels en grote gele kwikstaarten. Vlinders, libellen en juffers komen graag op de open en zonnige plekken. Je vindt er bijvoorbeeld grote weerschijnvlinders, koevinkjes, kokerjuffers en weidebeekjuffers. De werknemers in het bos hadden vroeger al oog voor de mooie natuur. Ze plaatsten stukjes gaas om de brede wespenorchissen, om ze tegen konijnen te beschermen.
Natuurmonumenten koopt het bos
Toen computersimulaties het werken met modellen overnamen, sloot het Waterloopkundig Laboratorium, in 1995. Er lagen plannen voor een bungalowpark in het bos, maar bewoners en oud-medewerkers hielden dat tegen. In 2002 kocht Natuurmonumenten het terrein – dan een volwassen bos met vervallen modellen. In 2005 werd het gebied opengesteld voor het publiek. Na vele jaren ‘verboden toegang’ kwamen de eerste bezoekers in het bos. In 2015 kreeg het Waterloopbos de status van Rijksmonument en kwam er geld beschikbaar om oude modellen te renoveren. Bezoekers kregen zo de kans om de modellen in werking te zien, water te horen stromen en door de modellen heen te lopen. Dit kan nog steeds, bijvoorbeeld in het model van de Maasvlaktecentrale. Daar kunnen bezoekers de ooit gebruikte zwarte, witte en rode steentjes met eigen ogen zien. Met deze steentjes werd destijds getest wat het water met de bodem deed.
Restauratie tien modelplaatsen
Natuurmonumenten koos ervoor om van de bijna veertig modelplaatsen er tien te restaureren. Niet alleen vanwege de kosten, maar ook omdat het niet zinvol is om alle modellen als erfgoed te behouden. Coördinator Natuurbeheer Tim Kreetz: “Er zijn veel verschillende havens getest, maar de onderzoeksopzet was vaak gelijk. We hebben, samen met oud-medewerkers, tien modelplaatsen geselecteerd die het complete en gevarieerde verhaal van het Waterloopbos vertellen.” Inmiddels zijn er twee modellen volledig gerestaureerd: de Maasvlaktecentrale en de Golfbak.
De restauratie van de overige acht modellen is in volle gang. Hierbij ontstaan meerdere dilemma’s. Tim licht toe: “Om een model zo te herstellen als in de jaren van het Waterloopkundig Laboratorium, moet je eigenlijk volledig opnieuw beginnen. De materialen uit het verleden zijn niet voor de eeuwigheid en op veel plekken versleten. Maar juist die ‘patina’, die natuurlijke versletenheid, is ook wat het gebied zijn karakter en charme geeft. We restaureren dan ook alleen wat noodzakelijk is om een modelplaats in stand te houden én tegelijkertijd het verhaal te vertellen aan onze bezoekers.”
Van beschermen tegen tot bouwen met natuur
Schrijfster Eva Vriend schreef dit jaar het essay van de Maand van de Geschiedenis: ‘De Waterzoon. Jac P. Thijsse, zijn zoon en onze verhouding tot natuur.’ Het essay gaat over de beroemde veldbioloog Jac P. Thijsse (1865-1945) die hele generaties bewust maakte van de bedreigde natuur en zijn eveneens beroemde zoon Jo Thijsse (1865-1945), die de natuur liever aan banden legde. Stond Jac. P. Thijsse aan de wieg van de vereniging Natuurmonumenten, zijn zoon Jo Thijsse wilde Nederland juist beschermen tegen die natuur. Nederland was maakbaar, en een overstroming zoals in 1953 willen we nooit meer, was het idee. Hij werd beroemd door zijn rekenen aan de Zuiderzee- en Deltawerken en was directeur van het Waterloopkundig Laboratorium. De Volkskrant noemde het essay hoopgevend: vader en zoon groeiden nooit uit elkaar en kwamen samen tot de conclusie dat de maakbaarheid van de natuur grenzen kent en het een kwestie is van geven en nemen, in goed overleg.
Met harde en zachte hand
Inmiddels is er veel veranderd in hoe Nederland met het water omgaat. Waar vroeger harde, stevige dammen gebouwd werden, gebruikt men nu meer natuurlijke, zachte overgangen. Water en wind krijgen meer de ruimte. Dijken worden vaker gemaakt van zand en klei in plaats van asfalt. Een voorbeeld van het bouwen met natuur is de zogenoemde Zandmotor, zo schrijft Eva Vriend. In 2011 werd bij Monster, in Zuid-Holland, 21,5 miljoen kubieke meter zand gestort. Vanaf deze plek verplaatste het zand zich sindsdien naar plekken waar de kust zwak is. De Zandmotor draait op natuurlijke manier: op wind, golven en getijden.
Met de keuze van de plek voor het nieuwe laboratorium had Jo Thijsse goed ingespeeld op de natuur. Hij gebruikte de natuurlijke eigenschappen van het gebied, zoals de keileembodem en het waterverval. De vereniging van zijn vader Jac. P. Thijsse, Natuurmonumenten, zorgde de afgelopen twintig jaar voor een mooie balans tussen mens, natuur en de geschiedenis van waterbeheer.
Bezoek het Waterloopbos
Zelf een bezoek brengen aan dit mysterieuze bos, dat doet denken aan ruïnes waar de natuur haar ruimte opeist? Kijk op de website van het Waterloopbos. Boswachters en oud-medewerkers geven rondleidingen. Of bezoek een van de andere activiteiten van de Maand van de Geschiedenis, tot en met 31 oktober 2025.
Meer informatie
- Het Waterloopbos – Verhalen over het Waterloopkundig Laboratorium – Hoe in de Noordoostpolder een buitengewoon natuurmonument ontstond
- Website Waterloopbos
- Natuurbericht Paddenstoelen in Flevoland op Nature Today
- De waterzoon - Jac. P. Thijsse, zijn zoon en onze verhouding tot de natuur. Eva Vriend (2025).
- Artikel ‘De waterzoon’, over Jac. P. en Jo Thijsse, is zoveel meer dan een familiegeschiedenis; het biedt hoop. De Volkskrant, 16 oktober 2025.
Tekst: Dieneke Schram-Bijkerk, Atlas Leefomgeving
Beeld: Paul Bijkerk (leadfoto: schaalmodel in Waterloopbos); Dieneke Schram-Bijkerk; Natuurmonumenten; Atlas Leefomgeving; Bart Vastenhouw, Saxifraga