
Passagecheck: hoe effectief zijn onze vispassages?
RAVONDaarbij worden zwakke zwemmers, zoals glasaal en driedoornige stekelbaars, gemerkt met VIE-tags (Visible Implant Elastomer). Dit is een innovatieve techniek waarbij fluorescerende merktekens onder verdoving onder de huid van glasalen worden aangebracht. Door deze vissen later terug te vangen, ontstaat inzicht in het aanbod, de passage-efficiëntie en de migratiesnelheid. De uitkomsten worden gecombineerd met stroomsnelheidsmetingen en camerabeelden van de situatie in en rondom vispassages, en met het gedrag van hier aanwezige vissen. Zo kunnen knelpunten worden opgespoord en worden gerichte verbeteradviezen gedaan.
De volgende twee voorbeelden – de Bathse Spuisluis en Gemaal Schoute in Scheveningen – laten zien wat een Passagecheck in de praktijk oplevert.
Casus Bathse Spuisluis – miljoenen glasalen, één kans per dag
“Miljoenen glasalen zijn op deze plek afhankelijk van perfecte timing”, vertelt Sanne Ploegaert, senior projectleider en visonderzoeker bij RAVON. Het grote betonnen bouwwerk van de de Bathse Spuisluis aan de Westerschelde is een cruciaal toegangspunt voor jonge glasalen die willen optrekken naar de grote rivieren. De afvoer van de Bathse Spuisluis is zo gigantisch dat deze soms groter is dan de afvoer van de Westerschelde zelf. Hierdoor werkt het spuien van de sluis als een krachtige vislokker, maar vormt tegelijkertijd ook een grote migratiebarrière voor zwakke zwemmers, zoals glasaal. Slechts één van de deuren van de zes spuikokers is voorzien van een sluitvertraging. Hierdoor blijft de deur bij opkomend getij net wat langer open en krijgen glasalen heel kort de kans om het zoete water in te spoelen.” Om de werking van deze vismigratievoorziening te beoordelen, voerde RAVON een Passagecheck uit.
Merk-terugvangstonderzoek: in beeld brengen van intrek
Bij deze Passagecheck zijn 6867 glasalen gemerkt en aan verschillende zijden van de sluis losgelaten. Met behulp van een heel groot opvangnet, kruisnetten en kunstmatige substraten werd hun reis gevolgd. “Van het totale aanbod aan glasaal komt slechts 26 procent succesvol binnen, waarvan 29 procent weer uitspoelt. Vooral glasalen die tussen de sluisdeuren werden losgelaten, hadden het zwaar. Slechts 15 procent wist succesvol in te trekken, terwijl 78 procent weer naar zee werd uitgespoeld als gevolg van het spuien. Dat wijst op een sterke negatieve impact van het huidige spuiregime op het migratiesucces”, aldus Ploegaert.
Timing is alles: mismatch tussen migratiegedrag vis en werking voorziening
Tijdens de onderzoeksperiode werd duidelijk dat het tijdstip van het spuien niet goed aansloot op het natuurlijke gedrag van de glasalen. Ploegaert: “Er bestond een duidelijke mismatch tussen de timing van de migratiebeweging, het spuiregime en de instellingen van de migratievoorziening. Bij het reguliere spuiregime arriveerden glasalen door de harde stroming van het spuien pas massaal voor de sluisdeur na het korte inspoelmoment van tien minuten. Kans gemist dus. In de tweede onderzoeksperiode hebben we het spuiregime daarom aangepast. Geen sterke spuiactiviteit, maar wel een mooie lokstroom met de schuifdeur op een kiertje. Dit resulteerde in een 4,5 maal hogere dichtheid van glasalen tijdens het moment van intrek. Dat is grote winst.”
Grote potentie, maar gerichte aanpassing nodig
Met een geschat seizoensaanbod van meer dan 500.000 glasalen in 2022 is de migratiepotentie van deze locatie enorm. RAVON heeft op basis van het onderzoek aanbevelingen gedaan voor de korte én lange termijn. Op korte termijn kan de relatief eenvoudig te realiseren aanpassing aan het spuiregime al zorgen voor een aanzienlijk beter intrekresultaat – en daarmee voor het succes van miljoenen jonge palingen op weg naar het binnenland. Rijkswaterstaat is met deze bevindingen een optimalisatietraject gestart.
Casus Scheveningen – vispassage voor glasaal onderzocht
Een ander praktijkvoorbeeld is het gemaalcomplex in Scheveningen, waar sinds 2011 een spuikoker onder Gemaal Schoute dienst doet als vispassage. In 2017 werd deze voorziening voor het eerst getest met behulp van eerder genoemde VIE-tags. “In acht dagen kwam minder dan 1 procent in de fuik aan de boezemzijde van de vispassage terecht”, zegt Martijn Schiphouwer, projectleider en visonderzoeker bij RAVON.
De resultaten waren teleurstellend: van de geschatte 94.000 glasalen die bij het complex aankwamen in 2017, wist slechts een fractie daadwerkelijk door te zwemmen naar het zoete binnenwater. De meeste vissen hoopten zich op voor de iets verder stroomafwaarts van het gemaal gelegen, dichte Keersluis.
Verbetertraject en nieuwe aanpak
Op basis van de bevindingen werd in 2019 een verbetertraject gestart. De Keersluis bleef voortaan zoveel mogelijk open buiten het stormseizoen en er werd een lokstroompomp geïnstalleerd die zoet water naar buiten stuwt om vissen aan te trekken. Verder werd de automatisering van de vispassage geoptimaliseerd, met meerdere momenten per nacht waarop vissen konden migreren.
Schiphouwer: “De glasaal zwom beter door naar het gemaal. Vrijwilligers van het project 'Samen voor de Aal' merkten vrijwel direct resultaat. Ze vingen veel minder glasaal bij de Keersluis, en juist veel meer bij het iets verder stroomopwaarts gelegen gemaal – een teken dat vissen daadwerkelijk verder konden trekken.”
Passagecheck 2021: vervolgmeting
In 2021 werd met de Passagecheck opnieuw een meting gedaan in Scheveningen, om de effectiviteit van de verbeterde situatie te beoordelen en vervolgstappen te bepalen. Er werden ruim 2700 glasalen met een merkteken op strategische plekken uitgezet.
Uit het onderzoek bleek dat er circa 125.000 glasalen arriveerden in 2021 en dat de Keersluis geen belemmering meer vormde, maar dat het gemaal wel voor ophoping zorgde. De vismigratie verliep trager dan gewenst, al was er verbetering ten opzichte van 2017 – de hoeveelheid glasaal die het gemaal passeerde tijdens de eerste acht dagen was ongeveer een factor 9 groter.
Uiteindelijk trok 29 procent van de glasalen succesvol door. Belemmeringen waren onder andere oriëntatieproblemen door wisselende stromingspatronen, sterfte van glasaal door aanzuiging in de lokstroompomp en een te beperkte frequentie van de vismigratiecyclus. Door het aanpassen van deze knelpunten kan de efficiëntie naar verwachting toenemen tot 75 procent. Het toetsen van de effecten van verdere optimalisatie door middel van monitoring is cruciaal.
Deze aanpak past binnen een bredere reeks onderzoeken. Inmiddels zijn er bijna twintig locaties in Nederland onderzocht met de Passagecheck-methodiek. “De casus ‘Scheveningen’ laat zien dat vismigratie maatwerk vereist, en dat technische aanpassingen en monitoring van groot belang zijn om knelpunten echt op te lossen”, concludeert Schiphouwer.
Conclusie: vispassages vergen maatwerk en voortdurende aandacht
De Passagecheck-onderzoeken in Scheveningen en bij de Bathse Spuisluis laten zien dat vispassages vaak niet vanzelfsprekend goed functioneren. Zonder zorgvuldig beheer en afstemming op het gedrag van soorten als glasaal en stekelbaars, blijft de effectiviteit beperkt. In Scheveningen passeerde slechts een zeer beperkt aandeel van de glasalen succesvol vóór het aanpassen van de installatie. Bij de Bathse Spuisluis bleek het moment waarop de vis kon arriveren voor de sluisdeur onder invloed van het spuiregime, niet goed te matchen met het moment waarop glasaal de sluis daadwerkelijk kon passeren.
Dit beeld sluit aan bij wat op andere locaties wordt gezien: gemiddeld passeert slechts 25 procent van de glasalen succesvol. "De minst presterende passage liet minder dan een procent door, de beste boven de 80 procent", zegt Maurice Kooiman, projectleider van verschillende Passagecheck-onderzoeken. “Veel problemen blijken technisch oplosbaar, zoals een verkeerd afgestelde automatisering of lokstroom, of ontwerpdetails die het gedrag van vissen niet goed faciliteren. De vispassage moet dus niet alleen in staat zijn om vissen fysiek te laten passeren, maar ook logisch vormgegeven zijn vanuit het perspectief van de vis. Idealiter moet een vispassage niet alleen de tolerantiegrenzen van de vis respecteren, maar het ontwerp moet ook naadloos aansluiten op het instinctieve gedrag."
Meer informatie
- Lees meer over de Passagecheck op de website van RAVON.
- Bekijk de presentatie van Sanne Ploegaert tijdens de RAVON-dag 2024 over onder andere timing en de 'gouden tien minuutjes'.
Projectpartners Passagechecks op zoet-zoutovergangen:
Rijkswaterstaat Zee & Delta, Waterschap Scheldestromen, Provincie Zeeland, Hoogheemraadschap van Delfland, Wageningen Marine Research.
Met dank aan:
Kooistra Visserij, Visserijbedrijf W.J. den Boer, Visserijservice Nederland en alle 'Samen voor de Aal'-vrijwilligers, vanwege hun cruciale bijdrage aan de onderzoeken.
Tekst: Maurice Kooiman, Sanne Ploegaert, Martijn Schiphouwer en Jeroen van Riet, RAVON
Beeld: Mick Vos (leadfoto: gemerkte glasaal); Sanne Ploegaert; Martijn Schiphouwer