Asgrauwe tolhoren gevonden op blokkendam

Stichting ANEMOON
13-JAN-2019 - Ooit leefden er Asgrauwe tolhorens waar nu Nederland ligt. Tot de laatste IJstijd. Daarna vormde Het Kanaal de noordelijke verspreidingsgrens. In 1994 vestigden ze zich met behulp van de mens en de klimaatopwarming in het Zeeuwse Oosterscheldegebied, maar kwamen niet verder noordwaards. Markeert een recente vondst bij de Blokkendam het begin van de verdere migratie van de Asgrauwe tolhoren?

Zuidelijke soort

De Europese huisjesslakken uit de familie van de tolhorens leven bijna zonder uitzondering in wat warmere streken. Dit geldt ook voor de Asgrauwe tolhoren (Steromphala cineraria). Het eigenlijke verspreidingsgebied van deze soort ligt in de Atlantische Oceaan, ten zuiden van het Kanaal (Frankrijk, Spanje, Portugal, Middellandse Zee, Marokko, Canarische Eilanden, Azoren). Na tienduizenden jaren weggeweest te zijn (zie volgende alinea) vestigde deze slak zich omstreeks 1994 weer in ons land. Dat gebeurde overigens niet vanzelf: ze zijn vrijwel zeker meegelift met materiaal voor de schelpdierkweek in de Oosterschelde. Hoewel de Zeeuwse populaties wel een geleidelijke uitbreiding lieten zien, waren er nooit aanwijzingen dat ze ook het gebied langs de open Noordzeekust koloniseerden. Nog nét in 2018 fotografeerde Ad Aleman bij laagwater echter een levend volwassen exemplaar in een getijdenpoeltje van de Blokkendam. Dit is de dam die aan de noordelijke kant van de Brouwersdam in zee ligt. Iets ten noorden daarvan ligt de recent ontstane schelpdierbank waarvan de flora en fauna op 13 oktober 2018 uitgebreid in kaart is gebracht (overigens zonder waarnemingen van de Asgrauwe tolhoren).

Aanspoelend fossiel

Lege huisjes van de Asgrauwe tolhoren spoelen al eeuwenlang aan op onze stranden. De Nederlandse naam wordt zelfs al gebruikt in de boeken van Herklots (1859-1862). Dat aanspoelen danken we aan een tijdelijke warmere periode tussen de twee laatste IJstijden in. In die tussenijstijd, Eemien genoemd, was het zeewater op de plaats van het huidige Nederland warmer, zodat veel zuidelijke soorten zich noordwaards konden uitbreiden. Daar kwam een einde aan met de laatste IJstijd (Weichselien: zo'n 116.000 jaar geleden). Omdat de Asgrauwe tolhoren in het Eemien erg algemeen was en de bodemlagen waarin ze voorkomen niet diep liggen, zijn de huisjes regelmatig te vinden. Vooral in Zeeland en op de Waddeneilanden spoelen ze aan.

Links en midden: fossiele exemplaren van de Asgrauwe tolhoren, aangespoeld op Ameland. Rechts: exemplaren uit Bretagne; bij de pijl het cirkelronde afsluitplaatje in de mond

Herkenning

Tolhorens zijn herkenbaar aan hun vorm: een min of meer omgekeerde tol. De schelpen zijn vrij stevig, met in de mondopening parelmoer. De mondopening wordt afgesloten met een dun, bruin, geheel cirkelrond afsluitdekseltje (operculum). Er komen in Europa tientallen soorten voor, waarvan de meeste op de buitenste schelplaag een patroon van paarsroze of anders gekleurde, vaak zigzagvormige strepen dragen. Deze strepen zijn bij de tot 17 millimeter hoge Asgrauwe tolhoren paarsgrijs tot asgrauw. Een zelfde patroon is ook te zien op de voelsprieten van het levende dier (zie leadfoto). Bij oude fossiele huisjes van tolhorens is de bovenlaag vaak gedeeltelijk afgesleten waardoor het daaronder gelegen parelmoer tevoorschijn komt.

Migratie?

Mogelijk vormt deze foto een eerste aanwijzing dat de Asgrauwe tolhoren bezig is haar verspreidingsgebied langs de Noordzeekust in noordwaardse richting uit te breiden. Wie weet treffen we ze in de toekomst ook levend in het Maasvlaktegebied en nog verder noordwaards aan. Dan is dit bekende 'Eemien-fossiel' (bij miljoenen aanwezig in het zand uit de bodem van Amsterdam) na ruim honderdduizend jaar weer helemaal terug van weggeweest.

Tekst en foto's: Rykel de Bruyne en Ad Aleman (leadfoto: Asgrauwe tolhoren bij laag water in een getijdenpoel van de Blokkendam, 30 december 2018), Stichting ANEMOON