Invloed van grote grazers op de kwaliteit van duinpoelen

PWN
19-FEB-2020 - Rondom het jaar 2006 heeft PWN gekozen om in grote gedeelten van het Noordhollands Duinreservaat grote grazers te introduceren. Deze begrazing komt ten goede aan de kwaliteit van de meeste habitattypes in het gebied. Er bestaat echter discussie over de invloed van de grote grazers op de kwaliteit van natte duinvalleien en duinpoelen. Daarom is hier in 2019 een onderzoek naar gestart.

Schapen in de duinenRondom het jaar 2006 heeft PWN gekozen om grote gedeelten van het Noordhollands Duinreservaat integraal te begrazen met Exmoorpony’s, Schotse Hooglanders en schapen om verruiging tegen te gaan. Deze verruiging ontstond door vastlegging van de zeereep (zeewering), het instorten van de konijnenpopulaties (grazer van duingraslanden) en de depositie van stikstof. De begrazing komt ten goede aan de meeste habitattypen waarvoor PWN vanuit Natura 2000 een instandhoudings-, uitbreidings- of kwaliteitsverhogingsverplichting heeft. Er bestaat echter discussie over de invloed van de grote grazers op de kwaliteit van natte duinvalleien en duinpoelen. Door het intensieve begrazen van de oevers, het vertrappen van de bodem en het langdurig verblijven in de poelen bij warm weer, waarbij veel ontlasting in het water belandt, zou de kwaliteit van het water (ernstig) verminderd kunnen worden.

Omdat veel waarde wordt gehecht aan de watergebonden natuur in het duingebied, is in het voorjaar van 2019 besloten een ecologisch onderzoek te laten uitvoeren door ecoloog David Tempelman en stichting Waterproof. Dit onderzoek moet meer inzicht geven in de invloed van de grote grazers op de kwaliteit van de duinpoelen.

Exmoorpony's in de duinen

Selectie van poelen en kwaliteitsindicatoren

Ter voorbereiding is een vooronderzoek gedaan om tot een selectie van de onderzoekspoelen te komen. Deze selectie is onder andere gebaseerd op historische gegevens over waarnemingen van libellen en vogels, vegetatieopnamen, opnamen van macrofauna en macrofyten. Om een representatief beeld te krijgen, is gekozen voor poelen gelegen in verschillende habitats in kalkarm duin, kalkrijk duin en de kalkovergang. In totaal zijn 28 poelen geselecteerd waarvan 9 onbegraasd (waar maaibeheer op wordt uitgevoerd) en 19 begraasd. Binnen de geselecteerde begraasde poelen is onderscheid gemaakt tussen intensief (10) en minder intensief (9) gebruikte poelen. Door de droge zomer is uiteindelijk één van de poelen afgevallen vanwege een te lage waterstand rond de tijd van de flora- en macrofaunaopnamen.

In de geselecteerde duinpoelen zijn de amfibieën, macrofauna, water- en oevervegetatie (inclusief kranswieren) en chemie onderzocht. De gegevens van de begraasde poelen zijn vergeleken met de historische gegevens die voor de intrede van de begrazing zijn verzameld. (Dederen, 1996; data provincie Noord-Holland, Dienst Ruimte & Groen; data H. Niesen).

Het doel van het onderzoek was het bepalen van de kwaliteit van de watergebonden natuurwaarden, om die vervolgens te kunnen relateren aan de mate van begrazingsintensiteit. Om dit op een objectieve manier te kunnen doen, is een beoordelingssysteem ontwikkeld.

Het voor dit onderzoek ontworpen systeem waardeert de poelen onderling. In totaal kunnen maximaal 100 punten worden behaald. Gedeeld door 10, is het totaal aantal punten vergelijkbaar met een rapportcijfer: 80-100 punten = zeer goed, 60-80 = goed, 40-60 = matig, < 40 =  slecht. Aan de hand van het voorkomen van typische soorten (pluspunten) en storingssoorten (minpunten) is per soortgroep / indicator een deelcijfer gegenereerd.

De volgende groepen zijn meegewogen: chemie (25 punten), vegetatie (onderverdeeld in water (incl. kranswieren) en oever (25)), macrofauna (25), amfibieën (15) en vogels (10).

Schotse Hooglanders in een poel

Onderzoeksresultaten

De verwachting was dat de poelen die intensief gebruikt worden in combinatie met de lage waterstand door de droge zomer, een lagere kwaliteit zouden hebben. Uit de resultaten bleek echter dat de meeste intensief begraasde poelen nog steeds vrij goed scoorden, op een drietal poelen in de Rellen, het Tranendal en de Zuidhoek na. Hier zakte het waterpeil zodanig ver dat de invloed van het vee duidelijk zijn stempel op de waterkwaliteit drukte. Voor de overige intensief begraasde poelen bleek echter dat de gemiddelde kwaliteit dicht bij die van de minder intensief begraasde en onbegraasde poelen lag. Verder herbergen minder intensief begraasde poelen een hogere kwaliteit dan poelen die helemaal niet begraasd worden.

Een meer gedetailleerde blik op de verschillende soortgroepen laat zien dat macrofauna het beste gedijt in onbegraasde poelen, dat oever- en waterplanten floreren in de minder intensief begraasde poelen en dat amfibieën juist meer profiteren van intensieve begrazing. Deze laatste observatie kan verklaard worden door de sterke voorkeur van rugstreeppadden voor poelen met zo weinig mogelijk oeverbegroeiing, en doordat paddenlarven zich voeden met algen die veel minder voorkomen in onbegraasde poelen. Wat betreft waterchemie komen de intensief begraasde poelen duidelijk minder goed uit de verf. Waterchemie beïnvloedt met name de macrofauna in het water, wat kan verklaren waarom de onbegraasde poelen over het algemeen rijker scoren op macrofauna dan de begraasde poelen.

De kwaliteit van de poelen

Handvaten voor beheer

Uit het onderzoek blijkt dat de minder intensief begraasde poelen gemiddeld de hoogste kwaliteit aan natuurwaarden hebben. De drie (intensief begraasde) poelen met een lage waterkwaliteit liggen allemaal op plekken waar in de directe nabijheid geen andere gelegenheden zijn om af te koelen of te drinken. Daarnaast zijn het alle drie relatief kleine poelen, waardoor de effecten van betreding en vermesting groter zijn. Door het aanbod van poelen in de nabijheid te verhogen of de poelen zelf te vergroten zou de kwaliteit van de poelen verhoogd kunnen worden. Hiermee kan ook rekening worden gehouden bij de aanleg van nieuwe poelen in begraasd gebied.

Tekst: PWN
Foto's: E.J. Woudsma; PWN