Bemonstering van de visgemeenschap met een zegen van 75 meter

Onderzoek naar beste kraamkamer voor stroomminnende vissen

Wageningen University
3-MEI-2020 - Uiterwaarden zijn onmisbaar voor jonge riviervis. Daarom is er veel geïnvesteerd in het verbeteren van de ecologische kwaliteit van deze zogenaamde vloedvlakten. Die maatregelen hebben zeker effect gehad, maar toch herstellen reofiele vissen maar moeizaam. Onderzoek van Wageningen University & Research moet duidelijk maken waarom nu juist deze stroomminnende soorten achterblijven.

Met name soorten zoals sneep, serpeling, kopvoorn en barbeel hebben het moeilijk. Deze riviervissen gebruiken de uiterwaarden als paai- en opgroeigebied. Veel uiterwaarden zijn maar een paar maanden per jaar meestromend met de hoofdstroom en hebben bij de aanleg een lage diversiteit aan habitats. Hierdoor kunnen ze niet optimaal fungeren als kraamkamer voor deze stroomminnende vissen.

Veel gevangen stroomminnende soorten binnen het onderzoek zijn jonge winde en sneep

Kraamkamer

Het idee was dat de aangelegde uiterwaarden onder invloed van rivierprocessen zouden veranderen in een mozaïek van verschillende habitats, verbonden met de rivier. Hierdoor zouden ze een belangrijke functie vervullen in de paai- en opgroeifase van reofiele (stroomminnende) vis.

Veiligheidseisen voor het water en belangen van de scheepvaart zorgen echter voor beperkingen in het beheren van rivieren en uiterwaarden. Hierdoor zijn veel uiterwaarden momenteel nog niet geschikt genoeg om te dienen als kraamkamer voor de stroomminnende vis.  

Overzicht van locaties waar is gemonsterd

Monsters genomen

In meer dan zestig uiterwaarden en kribvakken langs de Waal, IJssel, Nederrijn en Lek zijn de afgelopen jaren monsters genomen van het visbroed. De meeste locaties bestaan uit verschillende soorten habitats, zoals snelstromende geulen, velden met waterplanten of rietkragen. Door het visbroed in zoveel mogelijk verschillende habitats te onderzoeken, weten onderzoekers welke vissen in welk type omgeving veel voorkomen.

"We willen er vooral achter komen waar de stroomminnende vissen specifiek van houden", zegt promovendus Twan Stoffers van Wageningen University & Research. De veronderstelling is dat hoe meer jonge sneep, serpeling, kopvoorn en barbeel wordt aangetroffen in een bepaald gebied, hoe aantrekkelijker dit type habitat voor ze is. Stoffers: "Door deze kennis te vertalen naar het optimale habitat voor jonge reofiele vissen, kunnen we zorgen dat de uiterwaarden weer echte kraamkamers worden."

Ruimte voor de rivier

Na de hoge waterstanden van begin jaren ’90 is het programma Ruimte voor de Rivier gestart. Dit plan moest overstromingen in de toekomst minimaliseren. Bijkomend voordeel van meer ruimte voor het rivierwater is dat de ecologische kwaliteit van het hele rivierenlandschap is verbeterd.

Twan Stoffers en zijn student bemonsteren de larvale visgemeenschap met een hoepelnet

Veel eurytope (weinig kieskeurig t.a.v. leefgebied) vissoorten zoals baars, blankvoorn en brasem zijn minder kritisch en weten te profiteren van de verbeterde ecologische omstandigheden in de Nederlandse rivieren. Met hun aantallen gaat het de laatste jaren juist heel goed.

Stroomminnende vissen stellen juist wel hoge eisen aan hun paai- en opgroeihabitat. "Als er bij de aanleg en beheer van nieuwe uiterwaarden al direct rekening wordt gehouden met de eisen van deze soorten", zegt Stoffers, "dan kunnen we wellicht ook de zeldzame reofiele vissen in onze rivieren een zetje in de goede richting geven."

Vier vissoorten die geregeld in uiterwaarden gevangen worden. V.l.n.r. serpeling, roofblei, winde, blankvoorn.

Dit onderzoek van Wageningen University & Research wordt uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat.

Tekst: Wageningen University & Research
Foto's: Margriet Schoor; Twan Stoffers; Tom Buijse
Kaart: Twan Stoffers, Wageningen University & Research