Buizerd

Roofvogels vertellen het hele verhaal

Sovon Vogelonderzoek Nederland
6-DEC-2021 - Een eenzame buizerd op een paaltje. Hoewel, eenzaam? De buizerd is een behoorlijk algemene roofvogel. Dat je tijdens één autorit soms meer dan tien buizerds ziet, was een halve eeuw geleden nog ondenkbaar. Maar geldt het succes van de buizerd ook voor andere roofvogelsoorten?

Roofvogels doen het hart van iedere natuurliefhebber sneller kloppen. Ze zijn snel en wendbaar, of groot en krachtig, en verrassen je regelmatig tijdens een buitentochtje. Dat roofvogels nu redelijk algemeen zijn, is helemaal geen vanzelfsprekendheid. Door het gebruik van persistente gifstoffen in de landbouw decimeerden hun aantallen tot in de jaren zeventig. Daarna ging het met de meeste soorten crescendo. De broedpopulaties groeiden en dat is niet alleen voor vogelaars duidelijk zichtbaar; er zitten meer buizerds op paaltjes langs de weg en recent huist er een groeiende populatie zeearenden in waterrijke gebieden. Maar niet van alle roofvogels groeien de aantallen nog. Dat is ook ’s winters merkbaar.

Fietsrondje voor de wetenschap

Vogelaars die de afgelopen jaren in december meededen aan het PTT-project van Sovon, het jaarlijkse fietsrondje voor de wetenschap, brachten deze veranderingen in kaart. Sinds 1978 telden ze afgerond zo’n 130.000 roofvogels vanaf duizenden vaste telpunten in het Nederlandse landschap. Zo’n systematische, jarenlange aanpak zorgt ervoor dat we betrouwbare uitspraken kunnen doen over veranderingen in vogelaantallen. Bij roofvogels blijken er dan uiteenlopende ontwikkelingen te zien, zoals ook te zien in onderstaand figuur.

Trendgetallen voor roofvogels die in Nederland overwinteren. Het trendgetal geeft de jaarlijks gemiddelde groei weer van de populatie, lange termijn 1980-2020 (lichte kleur), korte termijn 2009-2020 (donkere kleur). Een trendgetal van 0,1 betekent een jaarlijkse groei van 10 procent

Minder noorderlingen

Een opvallende tendens is de afname van soorten die in Noord-Europa broeden en door Nederland trekken of hier blijven overwinteren. Het smelleken is daar een voorbeeld van. Deze kleine, wendbare valk jaagt op zangvogels in open landschap. Wie weleens een smelleken in een opwaartse spiraal achter een veldleeuwerik heeft zien jakkeren, vergeet dat beeld nooit meer. Maar dat fenomeen wordt bij ons dus schaarser. Waarschijnlijk niet zozeer doordat de broedaantallen in Noord-Europa sterk afnemen, maar doordat smellekens gewoon veel minder te eten hebben in het winterse Nederland en dus liever elders de winter doorbrengen. Minder prooien, minder roofvogels. Die vlieger gaat bijna altijd op. Dat geldt ook voor ruigpootbuizerds, die minder woelmuizen kunnen vinden. Al nemen van deze soort de bronpopulaties in Scandinavië wel af.

Smelleken met vink

Meer zeearenden en slechtvalken

De toename van de zeearend is in de eerste plaats het gevolg van Europese bescherming en het verbod op gifstoffen. Dat gaf deze imposante roofvogels de ruimte om weer terug te keren in West-Europa. In Nederland, met z’n vele watervogels, vinden ’s winters inmiddels tientallen zeearenden onderdak. Het zijn vooral eigen broedvogels en hun nageslacht. Dat geldt inmiddels ook voor de slechtvalk. De broedpopulatie van inmiddels meer dan 200 paren laat nog jaarlijks een groei zien, maar de winteraantallen nemen niet zo snel meer toe. Waarschijnlijk blijven er minder slechtvalken uit noordelijke streken bij ons, omdat ze hier tegenwoordig moeten concurreren met lokale valken, buizerds en haviken.

Drie onvolwassen zeearenden in de Noordwaard bij Werkendam, na een stuntelige jacht op hazen. Vogelaars raken recent gewend (en verwend!) door groepjes jonge zeearenden op voedselrijke plekken

Havik over hoogtepunt

Bij standvogels, zoals de havik, volgen de winteraantallen vooral die van de broedpopulatie. Met andere woorden: hoeveel haviken er broeden, hoeveel jongen ze grootbrengen en hoe lang die blijven leven bepaalt ook hoeveel wij er ’s winters zien. De populatie van de havik is in grote delen van Nederland duidelijk over zijn hoogtepunt heen. In de bossen op de zandgronden in Noord- en Midden-Nederland kunnen haviken steeds minder goed uit de voeten. Er zijn te weinig grote prooien en soms wordt een nestboom onverhoeds gekapt tijdens onvoorzichtige boskap. Op lange termijn is de havik nog stabiel, mede dankzij toename in de laaggelegen delen van Nederland, maar in de laatste twaalf jaar zien we deze ontwikkelingen al terug in een serieuze afname.

Top van de voedselketen

Wat doen die ontwikkelingen er toe, behalve dat je als vogelaar, en misschien wel als vogelteller die trouw zijn route voor het PTT-project affietst, dus de ene roofvogelsoort zie opkomen en de ander ziet verdwijnen? Roofvogels staan aan de top van de voedselketen en vertellen dus het verhaal van het hele landschap. In de opkomst van soorten als zeearend en slechtvalk zien we de toename van belangrijke prooisoorten (watervogels) en de kolonisatie van broedplekken die we tot voor kort onmogelijk achtten. Slechtvalken op torens middenin de stad. Zeearenden in polderbosjes. Tegelijk is het voor roofvogels die hun kostje in het open, agrarische landschap bijeen moeten jagen armoe troef geworden. Dat beeld wordt scherper naarmate we nog beter gaan kijken. Naar buiten dus, achter het scherm vandaan. Spring op de fiets, tel mee en pluis uit wat je ziet.

Verder lezen?

De jaarlijkse Vogelbalans die Sovon eind december uitbrengt heeft het thema roofvogels. Wil je nog veel meer weten over de ontwikkelingen van deze boeiende vogelsoorten? Bestel het blad dan nu gratis via deze link.

In de nieuwsbrief van 2017 van het PTT-project heeft Willem van Manen de bovenstaande ontwikkelingen als eens wat verder toegelicht. 

Tekst: Albert de Jong, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Harvey van Diek; Merijn Loeve
Grafiek: Sovon/NEM/CBS