Simpele maatregelen voor meer natuur in de beek

OBN Natuurkennis
22-FEB-2022 - Steeds meer waterbeheerders nemen kleinschalige maatregelen om de ecologische kwaliteit van beken te verhogen, zoals aangepast maaibeheer of het inbrengen van hout. Er is ondertussen al aardig wat ervaring opgedaan in onder andere Noord-Brabant. Maar levert het ecologisch gezien genoeg op?

Bart Brugmans werkt voor Waterschap Aa en Maas en is nauw betrokken geweest bij onderzoek van de Brabantse waterschappen, Stowa en OBN naar de effectiviteit van kleinschalige maatregelen in beken. Om de biodiversiteit te verhogen, verdroging tegen te gaan en wateroverlast te voorkomen is het wellicht beter om in te zetten op natuurlijke processen in plaats van grootschalige herinrichting uit te voeren, zoals hermeandering, zo was de stelling. “Het onderzoek is allesbehalve geboren uit luxe”, zegt Brugmans. “Het is hard nodig dat waterbeheerders weten hoe ze de KRW-doelen snel en effectief kunnen bereiken, omdat de ecologische kwaliteit op veel plaatsen nog achterblijft. Dit onderzoek heeft daaraan bijgedragen.”

Belangrijke conclusies

In het onderzoek zijn vier kleinschalige maatregelen voor beken onder de loep genomen: extensief onderhoud, het inbrengen van houtconstructies, beschaduwing en het aanleggen van grindbedden. Een voor de hand liggende maatregel is om eens wat minder vaak en niet alles te maaien: goed voor de vegetatie, minder kosten en, zo blijkt uit het onderzoek, nauwelijks invloed op de afvoer. Want minder afvoer zou tot opstuwing en dus overstromingen kunnen leiden. Brugmans trekt daarom drie belangrijke conclusies uit het onderzoek:

  • Meer stroming leidt tot minder onderhoud. Hoe harder het water stroomt, hoe minder planten er groeien die gemaaid moeten worden. Bij een stroomsnelheid van dertig centimeter per seconde zit een omslagpunt, waarna de totale waterplantenbiomassa sterk afneemt.
  • Maai wanneer dit een effect heeft op de plant. De meeste plantensoorten die in beken een probleem kunnen worden, zijn goed bestand tegen maaien. Belangrijk is daarom om per soort te kijken wanneer dit het meest effectief is, om zo snelle teruggroei te voorkomen. Sparen van vegetatieblokken heeft weinig invloed op de waterafvoer.
  • Ook meer schaduw leidt tot minder onderhoud. Bij een beschaduwing van ongeveer zeventig procent groeit er amper vegetatie in een beek. Een aantal soorten (bijvoorbeeld liesgras, waterpest, egelskop, lisdodde en sterrekroos) zal dan niet meer massaal tot ontwikkeling komen.

Een beschaduwde beek

Vuistregels voor beschaduwing

Naast dat beschaduwing de vegetatieontwikkeling remt, heeft het nog meer voordelen. Boomwortels in en buiten de beek vormen een extra habitat. De bomen zelf zijn belangrijk voor volwassen waterinsecten die terrestrisch leven. Daarnaast zorgt bladinval voor substraatdifferentiatie in de beek. Uiteindelijk zal een beschaduwde beek beduidend minder onderhoud nodig hebben. Vuistregels voor beschaduwing die Brugmans meegeeft zijn:

  • Streef naar elzen als beekbegeleidende bomen.
  • Boomhoogte van beekbegeleidende beplanting moet twee tot drie keer zo groot zijn als de breedte van de beek.
  • Gebruik oriëntatie van de beek ten opzichte van de zon bij het ontwikkelen van beekbegeleidende beplanting.
    • Bomen op de zuidoever nemen zeventig procent van het licht weg.
    • Bomen op de westoever hebben het grootste remmende effect op vegetatiegroei in de beek via demping van de watertemperatuur.
  • Streef naar een aantal kleine open plekken in de beplanting, zodat daar watervegetatie tot ontwikkeling kan komen ten behoeve van de diversiteit van het systeem.

Kokerjuffers leven op hout dat in de beek ligt

Hout en grind

Brugmans is ook blij verrast met enkele andere tamelijk simpel uit te voeren maatregelen die een groot ecologisch effect kunnen hebben in de beken. Hout inbrengen, of liever nog, gewoon laten liggen wat erin valt, biedt een substraat voor allerlei insecten(larven). Het zorgt ook voor variatie in stroming, waardoor ook weer de bedding gevarieerder wordt en door de stroomversnellingen wordt extra zuurstof in het water gebracht. En hoe meer variatie in een beek, hoe diverser de soortensamenstelling zal zijn.

De laatste kleinschalige maatregel is het inbrengen van grind. Dit kan voor vooral een aantal vissoorten (paaiplaats) en ongewervelden (habitat) heel erg goed werken en ook extra variatie geven aan het beeksubstraat. Maar, zo waarschuwt Brugmans, ga dit aanvullen niet doen voordat de andere milieuomstandigheden op orde zijn: alleen aanvullen zal dus nooit voldoende zijn.

Meer informatie

Tekst: Kennisnetwerk OBN
Foto's: Geert van Duinhoven; Ralf Verdonschot