Kransmuur

Natuur op de stoep: kransmuur

Hortus botanicus Leiden
9-JUL-2023 - 'Een straat hoort pas echt bij de stad als daar kransmuur staat', citeert Ton Denters een niet nader genoemde florist in zijn Stadsflora van de Lage Landen. Het was een opmerking uit 2005, vijftien jaar na de eerste vondst van deze soort in Nederland (Dordrecht, 1990) en elf jaar na de eerste vondst in Vlaanderen (Gent, 1994). Daarna is het hard gegaan.

De verspreidingsatlas van Floron vermeldt de soort in praktisch alle uurhokken in het westen van Nederland, al noemt Heukels' flora (2020) de soort nog altijd een zeer zeldzame stadsplant. Kransmuur (Polycarpon tetraphyllum) is dus een betrekkelijke nieuwkomer, die zich vanuit Zuid-Europa snel in onze streken heeft weten in te vechten. Het eenjarige plantje is in de regel klein, een paar centimeter maar, en komt volgens de flora voor ‘op open, droge, vaak stenige grond.’ Zulke omstandigheden zijn in de stad natuurlijk rijkelijk voorhanden. Ook kan de plant goed tegen betreding, dus dat is ook al geen extra risico. De Stadsflora noemt kransmuur een plant uit de ‘hardcore straatflora’ die zelfs stand weet te houden in de voegen in het plaveisel. Maar als de betreding niet erg intensief is, wordt het plantje wel hoger, tot zo'n vijfentwintig centimeter, en kan dan fraaie kussens op de straatstenen vormen. 

KransmuurKransmuur

Goede richting

Bij de eerste vondst in Nederland zagen de vinders kransmuur aan voor een onbekende hardbloem (Scleranthus). Daarmee zaten ze wel in de goede richting, want beide geslachten, Scleranthus en Polycarpon, zijn leden van de anjerfamilie (Caryophyllaceae), met maar liefst 23 geslachten in Nederland. Tot deze familie behoren bijvoorbeeld ook koekoeksbloemen (Silene-soorten), hoornbloemen (Cerastium-soorten) en de zelden in wildebloemenmengsels ontbrekende bolderik (Agrostemma githago). En 'echte' anjers uit het genus Dianthus natuurlijk ook.

Licht zaad 

Kransmuur maakt veel en licht zaad, en wordt daardoor gemakkelijk door autoverkeer verplaatst. Dat zal ongetwijfeld hebben bijgedragen aan de snelle verspreiding door het hele land. Toch komt de soort vooral in de steden voor en dan nog het meest in de westelijke helft van Nederland. Maar hij is ook al in Groningen gevonden. Kortom: een plantje om naar uit te kijken, je kunt het zo maar tegenkomen.

KransmuurKransmuur

Veel vruchten en een krans

De wetenschappelijke naam is rechttoe rechtaan: polycarpon gaat terug op de Griekse stammen poly- 'veel' en karpo- 'vrucht.' Ook tetraphyllum heeft Griekse wortels en betekent 'vierbladig.' Daar valt weinig bij op te merken.

De krans in de Nederlandse naam verwijst naar de bladeren. Planten in de anjerfamilie hebben tegenoverstaande bladeren, en die bladparen zijn dikwijls 90ĚŠ ten opzichte van elkaar gedraaid. Als er steeds twee bladparen vlak bij elkaar staan, lijken die een krans van vier bladeren te vormen. Dat komt ook terug in veel buitenlandse namen: Vierblättriges Nagelkraut in het Duits, polycarpe à quatre feuilles in het Frans, fourleaf allseed of fourleaf manyseed in het Engels. In die Engelse namen komt ook het vele zaad van de plant om de hoek kijken, net als in het Deense Firbladet Mangefrø, 'vierbladig veelzaad.' Het Zweeds beperkt zich tot het zaad met tusenfrö, 'duizendzaad.' 

KransmuurKransmuur

Gelijkenis

Het deel muur in de Nederlandse naam wijst op de gelijkenis met andere muursoorten, soorten uit het geslacht Stellaria of Sagina (vetmuur). Al deze soorten hebben zoals alle soorten uit de anjerfamilie vijftallige bloemen: bloemen met vijf kelk- en kroonbladen. Vooral kleine soorten lijken vaak erg op elkaar, en voor een goed onderscheid heb je een loep nodig. Dat de vinders in Dordrecht er aanvankelijk niet uit kwamen en de soort aanzagen voor een soort hardbloem, valt ze dus allerminst te verwijten.

Tekst: Wim Voortman, Hortus botanicus Leiden
Foto's: Hanneke Jelles (leadfoto); André Biemans; Hortusfreak.nl