Links schedel-onderdeel (neurocranium) tonijn van het strand van Den Helder, rechts een exemplaar uit de collectie van Naturalis

Mammoetmelkkiesje en een slijmerige blob, de beste natuurvragen van 2023

Naturalis Biodiversity Center
30-DEC-2023 - De gratis vragenservice van Naturalis helpt jong en oud bij het benoemen van vondsten uit de natuur. Jaarlijks zijn dat ongeveer 2500 vragen, dit jaar zelfs ruim 3000 vragen. Wat waren de beste verrassingen van 2023?

Benieuwd naar hoe de natuurvraagbaak van Naturalis te werk gaat, of wat de beste natuurvragen van de voorgaande jaren waren? Lees dan de beste natuurvragen van 20202021 en 2022 terug.

Melkkiesje wolharige mammoet

Op een lenteachtige dag in februari vond Fred Sieval op het strand tussen Kijkduin en Scheveningen een donker verkleurd kiesje. Eentje met een nogal afgesleten kronkelig kauwvlak en twee stevige wortels. Hij mailde foto’s naar Naturalis, met vermelding van de afmetingen: hoogte inclusief wortel is 21 millimeter, de kroon is 14 millimeter. We konden snel duidelijkheid geven: Fred had een superzeldzame vondst te pakken. Een prachtig en vrijwel compleet eerste melkkiesje uit de onderkaak van een wolharige mammoet. De kroon bestaat uit vijf partjes, zogeheten lamellen. De slijtage komt door het malen van plantaardig materiaal. Het mammoetkalfje was dus op een leeftijd dat het niet alleen moedermelk dronk, het at ook al een tijdje vast voedsel (grassen). Naar schatting was het beestje rond de tien tot twaalf maanden oud. Het kan goed zijn dat het kiesje is vrij gespoeld uit de Zandmotor, het kunstmatige schiereiland even ten zuiden van Kijkduin. Voor de aanleg daarvan is een enorme hoeveelheid zand uit oude zeebodemlagen gebruikt. Dat zand is rijk aan fossiele botten en schelpen. Op 1 maart mochten we het kiesje van dichtbij bewonderen, tijdens de ijstijd-editie van ons maandelijkse Natuur op Spreekuur. Andere bezoekers keken nieuwsgierig mee: "Is dat echt een mammoetkies? Zo klein?!"

Melkkiesje van een mammoetbaby, met links een bovenaanzicht van het kauwvlak en rechts een zijaanzicht van de kroon en wortels

Knalgele kikker in Leidse voortuin       

Knalgeel, maar toch is dit een bruine kikkerBegin april kreeg de vragenservice een telefoontje van Elvira Leuering uit Leiden. Ze vertelde dat ze in haar voortuin, vlak bij de vijver, een knalgele kikker had ontdekt die heerlijk zat te dommelen in het voorjaarszonnetje. Best bijzonder toch? Enkele weken later wist haar buurvrouw Giseke Hopstaken een paar fraaie foto’s van het diertje te maken. Het bleek geen exoot, maar een inheemse bruine kikker met een kleurafwijking. Een albino? Hein van Grouw, senior curator vogels bij het Britse Natural History Museum in Tring, weet veel over kleurafwijkingen bij gewervelde dieren en kon er meer over vertellen. “Dit is een bruine kikker die het donkere pigment (melanine) in de huid mist, maar het gele pigment van het amfibie is onaangetast. Een vorm van leucisme, een kleurafwijking die wordt veroorzaakt door een mutatie. De ogen van de kikker lijken normaal van kleur, dus het is geen albino. Dan hadden de ogen een andere kleur gehad, maar niet noodzakelijkerwijs rood.” De vraag is of dit bij geïsoleerde populaties vaker voorkomt. Verhalen over kleurafwijkingen in afgesloten binnentuinen en sterk geïsoleerde heideveldjes zijn bekend bij de amfibieënexperts van RAVON. Die duiden mogelijk op inteelt, maar zekerheid daarover is er niet.

Oude vogelring in duinen Vogelenzang

Rond de paasdagen vond Jan Smeltink in de duinen bij Vogelenzang een oude metalen vogelring. Er staat op: Museum Nat. Hist. Leiden, ringnummer 134555. Een heel enkele keer krijgt Naturalis zo'n oude vogelring teruggemeld. Ze werden tussen 1911 en 1958 door ons museum beschikbaar gesteld voor trekvogelonderzoek. Het was directeur Eduard Daniël van Oort (1876-1933) die het ringonderzoek aan vogels in Nederland heeft opgezet. Vanaf 1958 verzorgt het Vogeltrekstation – nu gevestigd in Wageningen – de organisatie, uitgifte en administratie van vogelringen. Projectmedewerker Natasja van Nijen heeft de gegevens van de ring opgezocht: "De ring is op 13 juni 1933 aangelegd bij een scholekster in Vogelenzang. Meer meldingen dan alleen de ringvangst zijn er helaas niet van deze vogel. Op het moment van ringen was het een nestjong. De ring is aangelegd door J. Duijve. Dit is dus een mooie vondst van een bijna negentig jaar oude ring!" Uiteraard is de vogel zelf niet zo oud geworden. Hij is misschien zelfs wel snel na ringen doodgegaan, of bijvoorbeeld een of enkele jaren later. Scholeksters worden zelden ouder dan twintig jaar. De oudst bekende scholekster van minstens 46 jaar werd op 1 augustus 2016 gezien op de Maasvlakte.

Metalen vogelring van bijna negentig jaar oud uit de duinen van Vogelenzang

Blaadje van laurierkers met fraaie patronen door bladvlek, een schimmel

Blaadje met bijzonder patroon

Peter van der Lende mailde in mei een foto van een blaadje met een fraai patroon van concentrische lijnen. Zijn hoogbejaarde moeder had het gevonden in de tuin van het verzorgingshuis in Vorden, bij Zutphen. In eerste instantie dachten we dat het allemaal gangetjes (bladmijnen) van insectenlarven waren. In Nederland zijn ongeveer 800 soorten insecten bekend waarvan de larven van het tussenweefsel van bladeren leven. De vraagbaak op dit gebied, Willem N. Ellis van Bladmineerders.nl, liet echter weten dat het zeker geen bladmijnen zijn. “Die zijn hol, er zitten larven in en die laten er ook vaak hun uitwerpselen in achter.” Het lijnenpatroon heeft een andere oorzaak. “Het komt door bladvlek, een schimmel,” aldus Willem. “Een schimmelinfectie van een blad gebeurt meestal doordat de schimmel binnendringt via een huidmondje. Vandaar breidt de schimmel zich in alle richtingen uit, en doodt het bladweefsel, waardoor een cirkelvormig vlekje ontstaat. Op de grens tussen schimmel en nog gezond weefsel ligt vaak een donkerder gekleurde ‘combat zone’. Soms breidt de schimmel zich vandaar opnieuw uit, met een nieuwe donkere zone daar weer omheen. Als dat een paar maal gebeurt krijg je het patroon van een grote bladvlek met een serie concentrische lijnen.” Mysterie opgelost, en als afsluiter wist Rogier van Vugt van de Leidse Hortus Botanicus te vertellen van welke plant het blaadje komt: de laurierkers, een groenblijver die vaak als haagplant wordt gebruikt.

Een slijmerige ‘blob’  

In augustus zocht het Jeugdjournaal contact omdat kinderen in een waterloop bij Peizermade, in de Kop van Drenthe, een bruine gelei-klodder hadden gevonden zo groot als een voetbal. Daan, Nina, Eva en Leah waren lekker aan het zwemmen toen ze opeens iets geks voelden. Het leek wel een gigantische glibberige aardappel, of een slijmerige ‘blob’. Maar volgens hun opa moest het een waterzakmosdiertje (Pectinatella magnifica) zijn. Werner de Gier, onderzoeker bij Naturalis, kon dat bevestigen en heeft in het Jeugdjournaal uitgelegd dat ‘de blob’ eigenlijk een grote samengesmolten kolonie is van heel veel kleine mosdiertjes (bryozoën). Die zitten in groepjes bijeen en vormen een soort kransjes in de dunne, slijmerige korst. De gelatineuze massa zorgt voor stevigheid. De kolonies hechten zich onder water vaak vast aan iets hards, bijvoorbeeld aan een steen of houten paal, maar soms raken ze los en zweven dan door het water. Wanneer na de zomer de watertemperatuur daalt, sterven de kolonies af. De soort is een exoot die ooit uit Noord-Amerika in Europa is beland. In 2004 was de eerste ontdekking in Nederland. Sindsdien wordt het waterzakmosdiertje steeds vaker gezien, vooral in meertjes en riviertjes waar het niet te hard stroomt. Anders dan het uiterlijk doet vermoeden, is het organisme verre van soft. Het kan zich goed aanpassen aan verschillende omgevingen en temperaturen. De diertjes zijn tweeslachtig en ze maken kleine capsules (statoblasten) aan waarin een soort spore de winter kan overbruggen. Biologen willen de verspreiding graag blijven volgen, dus geef je waarnemingen door via Waarneming.nl.

Grote kolonie waterzakmosdiertjes uit een waterloop bij Peize

Vreemde schedel op het strand van Den Helder

Half november zag Danny Marees tijdens het hardlopen een eigenaardig bot op het strand. Vrij plat, met een paar grote gaten, en aan de roze kleur te zien nog heel vers. Hij kon het bot niet meenemen, maar maakte er mooie foto’s van en stuurde die nog dezelfde dag naar de vragenservice van Naturalis. Danny schreef erbij: “Voor de beeldvorming: schoenmaat 43 staat ernaast.” Dat is ongeveer gelijk aan 28 centimeter. Na onderzoek in de vissencollectie van Naturalis werd duidelijk dat het bot een stuk schedel is van een tonijn. Het gaat om het bovenste deel: het neurocranium. We vermoeden van een blauwvintonijn. In de jaren 60 was deze indrukwekkende vis verdwenen uit de Noordzee, waarschijnlijk door overbevissing, maar sinds 2017 wordt hij weer af en toe gezien. Op 24 september van dit jaar was er eentje van 240 centimeter aangespoeld bij Ritthem (gemeente Vlissingen). Die is opgenomen in onze wetenschappelijke collectie. Op 18 november werd op het strand van Zoutelande een exemplaar van 190 centimeter gevonden, maar die is helaas niet bewaard gebleven. Dit losse schedel-onderdeel van het strand van Den Helder zal misschien eerder om een restant uit de visverwerking gaan. Frappant is dat een week later op Texel nog een neurocranium van een tonijn is gevonden, door Ank Hobo. Ongeveer van dezelfde grootte, maar hij blijkt op details toch anders te zijn dan het exemplaar van Danny.

Links schedel-onderdeel (neurocranium) tonijn van het strand van Den Helder, rechts een exemplaar uit de collectie van Naturalis

Meer informatie

Tekst: Alice van Duijn, Naturalis Biodiversity Center
Foto’s: Danny Marees en Naturalis Biodiversity Center (leadfoto: schedel-onderdeel tonijn); Fred Sieval; Giseke Hopstaken; Jan Smeltink; Peter van der Lende; Jolande Verbree