
Levende doden #21: wilde peer
SoortenNL
22-MEI-2025 - Elke twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort voor wie ‘het lot van de dodo’ dreigt. Nu: de wilde peer. Er zijn in Nederland nog acht plekken waar wilde peren groeien. Twintig jaar geleden was dat het dubbele.
Appels en peren zijn lid van de rozenfamilie, net als aardbeien. De gangbare lezing van de beroemde dichtregel ‘Rose is a rose is a rose’ van Gertrude Stein verwijst naar het zelfreferentiële van taal, zoals Wittgenstein dat beschreef in zijn filosofische onderzoekingen. Maar het kan ook anders uitgelegd worden: de taal is ontoereikend om de eindeloze variatie en diversiteit in de natuur te benoemen. U begrijpt welke interpretatie mijn voorkeur heeft. Wat niet wil zeggen dat soortnamen en betekenissen niet problematisch kunnen zijn. Want wanneer is een wilde peer eigenlijk een wilde peer?
Ik hoor vaak dat appels en peren door de Romeinen meegenomen zijn vanuit het Midden-Oosten, maar dat geldt vooral voor de gecultiveerde varianten. Bij opgravingen zijn perenpitten van vijfduizend jaar oud gevonden, dus dan weet je dat we met inheemse soorten te maken hebben. Die komen oorspronkelijk wel weer uit het Midden-Oosten want er bestaat ook zoiets als dispersie: het vermogen van soorten om zich op natuurlijke wijze, zonder hulp van de mens, te verspreiden. Ooit, vóór de grote IJstijd, groeiden ze daar en nu groeien ze ook hier.
In Nederland doen we in formele zin niets met bomen behalve kappen en planten. Bosbeheer is bosbouw en houtproductie. De kwaliteit van een bos meten we door te kijken hoeveel hout het produceert. Het Nederlandse natuurbeheer is gericht op vegetatie, vogels en een paar andere dieren. Er staan geen bomen op de habitatrichtlijn. Bescherming van bomen gebeurt vooral op particulier initiatief – wat natuurlijk prachtig is – maar het ook moeilijk maakt om een overheid bij te sturen.
De bossenstrategie ‘zet in’ op het aanplanten van bomen vanwege hittestress en het vastleggen van CO2. Daar is natuurlijk niks mis mee, maar vanwege de hoge ruimtedruk is onduidelijk waar die miljoenen geplande bomen allemaal moeten staan.
En omdat er geen ruimte is, worden er bomen gekapt om de ‘aanplantdoelen’ te kunnen halen. Terwijl oude bomen beter zijn voor de biodiversiteit en CO2-opname dan nieuwe aanplant. Operatie geslaagd, patiënt overleden. Staatsbosbeheer pakt geld aan van Shell om ‘stormschade’ te kunnen repareren met aanplant – terwijl je stormschade ook als een natuurlijk proces kunt zien, dat een beetje licht terugbrengt in de bossen. Wilde peren en andere lichtminnende planten zouden daarvan profiteren, naast veel bosvlinders, roofvliegen, en zweefvliegen.
Bomen, en zeker fruitbomen, lopen over van de mythologische en cultuurhistorische betekenis. Toen de kastanjeboom die in het dagboek van Anne Frank werd beschreven, in 2007 overleed, weigerden mensen dat te accepteren. Inmiddels zijn er ongeveer net zoveel nazaten van de boom in omloop als er splinters van Jezus’ kruis in kerken tentoongesteld worden. De nog springlevende religieuze cultus rondom bomen maakt het contrast met het natuurbeheer alleen maar scherper. Als er al bomen geplant worden – in bufferzones rondom kwetsbare natuurgebieden zoals de Meinweg bijvoorbeeld – worden de verkeerde soorten op de verkeerde plekken gezet.
Fladderiep bijvoorbeeld, is geliefd bij bosbouwers en ecologen, maar als je zo’n boom gaat planten op plateaus ben je toch echt verkeerd bezig, want hij heeft natte voeten nodig. Het gebeurt ook subtieler. De wilde peer is in Nederland bijna verdwenen en een manier om hem te redden is door de boom te stekken en die stekjes elders te planten. Maar de plek waar de wilde peer oorspronkelijk stond – omdat die daar uit eigen wil is gaan staan – zijn we kwijt. En de relaties met bodemschimmels en insecten zijn verdwenen.
Er zijn in Nederland nog acht plekken waar wilde peren groeien. Twintig jaar geleden was dat het dubbele. Deze halvering zie je bij al het historisch cultuurfruit – het verdwijnt als gevolg van bosbeheer dat is gericht op productie en soms ook op wettelijk strikt beschermde soorten. In 1850 hebben we het laatste bijna-oerbos gekapt en de nazaten in singels rondom het Beekbergerwoud kunnen zich niet meer natuurlijk verspreiden. In de Atlas wilde bomen en struiken van Bert Maes is te zien waar de laatste wilde bomenpopulaties van Nederland te vinden zijn. Het zijn er niet veel meer, maar sommige zijn tienduizend jaar oud – dat is ouder dan onze hunebedden. Het is allemaal ontsloten via de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, maar dat betekent niet dat er in de praktijk rekening mee gehouden wordt.
Tien procent van Nederland bestaat uit bos maar slechts drie procent daarvan is met een beetje goede wil nog ‘wild’ te noemen, geredeneerd vanuit ruimte voor natuurlijke processen. Dat vertaalt zich door naar de soorten: van de honderd wilde bomen en struiken zijn er vijftig ernstig bedreigd. De grove den is verdwenen door mijnbouw – de laatste vierhonderd jaar oude grove den bij Wolfheze is gevallen. Er zijn nog twee wigbladige rozen en nog maar één wollige sneeuwbal. De koraalmeidoorn is uitgestorven en gele kornoelje groeit alleen nog gecultiveerd in oude heggen en loofgangen. Daar staat dan tegenover dat in Utrecht kinderen zesduizend bomen ‘gered’ hebben. Esdoorns. Als er één boom is die je niet hoeft te planten om hem te redden… Ooit stond Holland voor Holt Land – Houtland. Dat zijn we nog steeds. We hebben geen bos, we hebben hout.
Levende doden
Geen land ter wereld weet zoveel van haar natuur als Nederland. Tegelijk gaat
Om de twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort voor wie ‘het lot van de dodo’ dreigt. Dit portret is ook verschenen op De Groene Amsterdammer.
Tekst: Sander Turnhout, SoortenNL
Beeld: Ruud Beringen, NDFF Verspreidingsatlas (leadfoto: wilde peer (Pyrus pyraster) met vier rijpe vruchten, eind september); Ludwig Volbeda
Beeld: Ruud Beringen, NDFF Verspreidingsatlas (leadfoto: wilde peer (Pyrus pyraster) met vier rijpe vruchten, eind september); Ludwig Volbeda