Meervleermuis, portret

Meervleermuismonitoring en -bescherming, de sleutelcombinatie

Zoogdiervereniging
6-JUN-2025 - In het weekend van 13, 14 en 15 juni is het landelijke meervleermuistelweekend. In dit weekend zijn er veel vrijwilligers actief met het tellen van kraamgroepen meervleermuizen. Het is belangrijk om dat in heel Nederland synchroon te doen, zodat we zicht krijgen op hoeveel meervleermuizen zich in ons land bevinden.

De meervleermuis is een zeldzame soort vleermuis en ons land is erg belangrijk voor de soort. Een derde van de totale Europese populatie meervleermuizen is tijdens de kraamperiode namelijk in Nederland te vinden. Bij ons worden de jongen geboren en grootgebracht. Onze plassen, meren en kanalen vormen het belangrijkste voedselgebied; de meervleermuis draagt haar naam niet voor niets. Ook weilanden in veenweidegebieden zijn belangrijk voor het voedselaanbod van meervleermuizen.

Waar ‘vinden’ we de meervleermuizen in Nederland?

Verblijfplaatsen van meervleermuizen bevinden zich vrijwel altijd in gebouwen. Het grootste deel van de populatie woont in huizen met zowel een spouwmuur als dakpannen, een kleiner deel in appartementsgebouwen, en de rest op kerkzolders en overige gebouwen. Kraamkolonies variëren in grootte van enkele tientallen tot honderden vleermuizen. In Nederland zijn kraamkolonies tot nu toe vooral gevonden in het westen en noorden, maar ook in veenweidegebieden in Oost-Nederland. Aan de randmeren van het IJsselmeer en in de buurt van de grote rivieren zijn ook verblijfplaatsen gevonden. In totaal zijn er in Nederland bijna tachtig kraamkolonies van meervleermuizen bekend. De totale populatie wordt geschat op 8.000 dieren.

Meervleermuismoeders met hun pup onder de vleugel (door de bolling staat de vlieghuid strak gespannen)

Monitoring mogelijk dankzij vrijwilligers

Het is een uitdaging om vleermuizen en vleermuispopulaties goed te kunnen monitoren. De meervleermuis vormt daar geen uitzondering op. Samen met vrijwilligers willen we meer grip krijgen om de Nederlandse populatie meervleermuizen te monitoren. Om dat te doen, onderzoeken vrijwilligers eerst of de kolonie zich op dezelfde plek bevindt als voorgaande jaren. Kolonies gebruiken namelijk meerdere verblijfplaatsen en kunnen verhuizen, afhankelijk van verschillende omstandigheden, zoals de fase in de kraamperiode of het seizoen. Ook kunnen ze zich soms over meerdere gebouwen verspreiden. Voor een populatietelling is het belangrijk om de gehele kolonie te tellen. Dat betekent dat alle mogelijke verblijfplaatsen van het netwerk tegelijk worden geteld of dat er tegelijk wordt vastgesteld dat de verblijfplaatsen tijdens een telling niet worden gebruikt.

Meervleermuis als boegbeeld van zorgen

De meervleermuis is een van de soorten waar in Nederland al jarenlang onderzoek naar wordt gedaan. Daardoor weten we dat het niet goed gaat met deze soort. Sinds 1994 zijn we ongeveer veertig procent aan meervleermuizen kwijtgeraakt. Hoewel de verspreiding over Nederland gelijk blijft, zien we een afname in de grootte van de kolonies. Tussen 1994 en 2021 nam de groepsgrootte af van gemiddeld 226 naar 102 meervleermuizen. Tegelijk lijken sommige kolonies het goed te doen, maar als we dan beter kijken, zien we dat de daaromheen liggende kolonies weg zijn. De afgelopen tien jaar zijn er een aantal zeer grote kolonies ontstaan, die alle kolonies eromheen lijken te hebben opgeslokt. Gebrek aan voldoende verblijfplaatsen is daarvoor een voor de hand liggende oorzaak.

Grafiek met afname en prognose van de aantallen meervleermuis

Bescherming moet beter worden geregeld

Het belang van goede monitoring ligt voor de hand. We moeten echter niet toekijken hoe de trend verder keldert. Ontwikkelingen zoals eDNA en natuurvriendelijk isoleren kunnen het tij niet keren als de gebruikte onderzoeksmethodes niet goed geborgd zijn. Een maatregel die de staat van instandhouding wel kan verbeteren, is bijvoorbeeld natuurinclusief bouwen met robuuste voorzieningen die voldoen aan meervleermuiscriteria. Een volgend belangrijk aspect is het verder in kaart brengen en actief beschermen (in stand houden) van het gehele netwerk van verblijfplaatsen. Op dit moment betalen eigenaren de onderzoekskosten en maatregelen die in feite collectief zouden moeten zijn. Deze kosten zouden eigenlijk door overheden gedragen moeten worden in plaats van door woningeigenaren. Een ontwikkeling die dit ondervangt, is het werken via een Soorten Management Plan (SMP). Het Rijk stimuleert de ontwikkeling van SMP’s met SPUK-gelden.

Meervleermuis in vlucht boven water

Verblijfplaatsen vinden en behouden

De verblijfplaatsen van bijvoorbeeld laatvlieger, meervleermuis, baardvleermuis, Brandts vleermuis, kleine dwergvleermuis en tweekleurige vleermuis zijn vaak moeilijk te lokaliseren. Telemetrisch onderzoek (vangen, zenderen en volgen) van deze dieren is hiervoor nu de meest geschikte (en vaak ook de goedkoopste!) methode, vooral in plattelandsgemeenten. Dit type onderzoek is zeer geschikt om de netwerken aan verblijfplaatsen in kaart te brengen en kan het beste op provinciale schaal worden ingezet. Woningen die nu als verblijfplaats worden gebruikt, moeten deze functie blijven vervullen totdat volwaardige vervanging van een verblijfplaats gerealiseerd en in gebruik genomen is door de doelsoort. Woningen in de directe omgeving van een bekende verblijfplaats die wat betreft bouw vergelijkbaar zijn, moeten op dezelfde manier worden behandeld. Passieve bescherming via wetgeving alleen is niet voldoende; er is actieve bescherming nodig. Hierbij is een koloniegerichte aanpak goedkoper en efficiënter dan de huidige ‘gebouw-voor-gebouw’ aanpak. Gelet op de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn, lijkt er voldoende tijd om dit ecologisch verantwoord te kunnen doen. 

De sleutelcombinatie: onderzoek, monitoring en actieve bescherming

Kortom, meervleermuizen en hun verblijven staan onder druk. Vaak weten mensen niet dat er ook vleermuizen in hun huis wonen en daarom is het belangrijk alle verblijfplaatsen op te sporen. Als daarna de bewoners worden geïnformeerd, is de plek beter beschermd en kan er rekening worden gehouden met vleermuizen zodat de wet niet wordt overtreden en vleermuizen behouden blijven. Het jaarlijks controleren van de verblijfplaatsen levert niet alleen informatie op over de lokale situatie, maar kan ons als onderdeel van een landelijke monitoring grip geven op populatieontwikkelingen. Zonder vrijwilligers is dat niet mogelijk! 

Tekst: Wieneke Huls & Erik Broer, Zoogdiervereniging; Anne-Jifke Haarsma, Stichting Ecologisch Vleermuis Onderzoek Nederland
Beeld: Johann Prescher; Anne-Jifke Haarsma