Sampling van collectiemateriaal in Naturalis (museum sampling van insecten)

Van insectenpoot tot biodiversiteitsdata: steeds meer vijfpotige insecten in de collectie van Naturalis

Naturalis Biodiversity Center
23-AUG-2025 - Om de natuur te beschermen, moeten we haar eerst goed begrijpen. Daarom leidt Naturalis het Europese project Biodiversity Genomics Europe, dat DNA-onderzoek naar biodiversiteit versnelt. Sample manager Astrid Rijnsburger vertelt over haar rol in het verzamelen en registreren van biologische monsters – zoals insectenpootjes – voor dit toonaangevende project dat nog tot begin 2026 loopt.

Naturalis Biodiversity Center speelt een cruciale rol in zowel biodiversiteitsonderzoek als in de ontwikkeling van innovatieve systemen en faciliteiten die dit onderzoek mogelijk maken. De komende jaren werkt Naturalis aan de opbouw van een solide basis waarmee we alle Nederlandse soorten kunnen vinden, identificeren en monitoren met behulp van AI en DNA-analyse. Deze infrastructuur heeft als doel wetenschappers, overheden en bedrijven te ondersteunen die de staat van de natuur monitoren. Projecten als ARISE, eDentity en Biodiversity Genomics Europe (BGE) vormen hierbij belangrijke bouwstenen. In het BGE-project, waarbij meer dan twintig landen samenwerken, wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het verbeteren van DNA-onderzoek naar biodiversiteit. Het project wordt geleid door Naturalis, dat met een team van experts de uitvoering van dit toonaangevende project mede mogelijk maakt.

Een van deze experts is Astrid Rijnsburger. Als sample manager bij Naturalis werkt ze samen met verschillende partijen, gaat ze het veld in en verzamelt en registreert ze (DNA-)materiaal uit de collectie – een veelzijdige rol die bijdraagt aan de ambitie om soortenkennis te versnellen. Sinds 2023 is ze actief betrokken bij BGE en draait ze haar hand niet om voor blubberschoenen of verregende insectenvallen. Ook ‘museum sampling’, het nemen van monsters van collectiemateriaal voor wetenschappelijk onderzoek, doet ze met veel plezier. Dit is een essentieel onderdeel van het werk om biodiversiteit nauwkeurig in kaart te brengen en daarmee beter te kunnen begrijpen en beschermen. “Ik zie niet alleen heel veel bijzondere en mooie soorten uit de rijkscollectie van Naturalis voorbij komen, maar fascineer me ook over de historie achter een heleboel exemplaren”, zegt ze enthousiast.

Astrid aan het werk met collectiemateriaal in het laboratorium van Naturalis

De eerste stappen in het proces

BGE versnelt de toepassing van DNA-onderzoek om de biodiversiteit in Europa beter te kunnen monitoren en behouden. Als sample manager zet Astrid de eerste stappen in dit proces. “Door middel van het samplen en uiteindelijk het verzamelen van die DNA-gegevens, bouwen we aan een zogenoemde referentiedatabase”, legt ze uit. Die database – in dit geval de internationale BOLD-database – fungeert als een gigantische bibliotheek van DNA-informatie, waarin onderzoekers wereldwijd gegevens kunnen opslaan en vergelijken, en soorten kunnen herkennen. “Een heleboel soorten zijn nog nooit gesampled, dus het vullen van die database is erg belangrijk. Hoe completer ons beeld van de natuur, hoe beter we haar kunnen beschermen”, aldus Rijnsburger. Ook is het belangrijk dat het samplen nauwkeurig gebeurt. “Op het moment dat ik een foutje maak, sleept dat door in het hele proces”, voegt ze eraan toe.

Voor Rijnsburger bestond het samplen voor BGE uit drie verschillende hoofdtakken: het zetten van insectenvallen (‘malaisevallen’) voor het deelproject ‘Pollinator communities’, sampling in de haven van Rotterdam (‘harbour sampling’) en sampling van collectiemateriaal in Naturalis (‘museum sampling’). Zo plaatste ze zes malaisevallen op diverse locaties in Nederland, nam ze watersamples op vijf plekken in de Rotterdamse haven en heeft ze ruim 3000 entomologische samples (insecten) door haar handen laten gaan. In dat laatste geval ging dit op basis van een zogenoemde ‘target list’ – een lijst van soorten die prioriteit hebben – en een zorgvuldige selectie van exemplaren door de collectiebeheerders van Naturalis. Belangrijk, want niet alle exemplaren komen heelhuids door het samplingproces. 

Astrid neemt met behulp van de microscoop één insectenpootje af om DNA-gegevens te verzamelen

Vijfpotige insecten

Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk, dat samplen van collectiemateriaal? Rijnsburger: “Er moet vaak eerst een nummer gekoppeld worden aan het specimen (exemplaar), de registratie is een belangrijke stap. Vervolgens maak ik een foto en neem ik één pootje af om DNA-gegevens te verzamelen. Meestal de middenpoot, aangezien daar de minste soortspecifieke informatie aan hangt. Soms hebben soorten die op elkaar lijken bijvoorbeeld nog wel eens een ander achterpootje, dus de voorkeur was altijd een middenpoot.”

Dat er voor een pootje wordt gekozen, gebeurt niet zomaar. “Op het moment dat je een dier hebt en je haalt het hoofd eraf, dan is het lastiger te identificeren. En een vleugel heeft niet zo veel zin, daar zit niet zo veel materiaal in. Een insect heeft zes pootjes, dus die mist hij niet zo erg als er eentje af is. Daarnaast zit er genoeg DNA in zo’n pootje om een DNA-analyse te kunnen doen”, legt ze uit. Niet voor niets dus dat de collectiebeheerders van tevoren een zorgvuldige selectie maken. Rijnsburger: “Op het moment dat wij in onze collectie maar twee exemplaren van een bepaalde soort hebben, dan is het niet zo handig om daar een pootje van te verwijderen. We hebben dus goed gekeken naar de hoeveelheid en relevantie van onze soorten in de collectie.”

Obstakels en successen

Tijdens het samplen van collectiemateriaal kwam Rijnsburger ook obstakels tegen: “Denk aan soorten die vastgelijmd zitten, die moet je dan eerst losweken. Of kleine, fragiele exemplaren waar je lastig een pootje van af kunt halen. Soms werd daarom besloten om een specimen in zijn geheel in de buffer te plaatsen, dit hebben we vooral bij bepaalde kevers gedaan.”

Astrid heeft ruim 3000 entomologische samples (insecten) door haar handen laten gaan, waaronder ook deze kleine exemplaren

Toch was het gelukkig niet voor niets, inmiddels is bekend dat ruim 80 procent van het gesamplede materiaal tot bruikbare data heeft geleid. “Dit betekent dus ook dat er een aantal pootjes zijn geweest die niets hebben opgeleverd. Dat kan bijvoorbeeld liggen aan de manier waarop de soorten destijds bewaard zijn gebleven. Al met al is het erg succesvol geweest, onze doelen zijn behaald. Daar zijn we trots op.”

Meer dan monnikenwerk

Voor Rijnsburger was haar rol in BGE veel meer dan monnikenwerk: het was divers, zinvol én persoonlijk verrijkend. “Ik wilde iets nuttigs bijdragen. Als ‘schakeltje’ in het proces draag je wel bij aan iets groots.” Of het nu ging om het werken met malaisevallen in het veld, het zorgvuldig samplen van museumobjecten of het ontdekken van de verhalen achter historische specimens, het werk verraste haar voortdurend. Een van die momenten die haar bijbleven: het zien van een insect dat ooit werd verzameld op kamp Westerbork door een entomoloog die daar gevangenzat. “Hij heeft het gelukkig overleefd. Dan realiseer je je hoeveel verhalen er achter zo’n klein beestje schuilgaan. Ontzettend interessant.” Ook de collectietoren van Naturalis maakte een diepe indruk: “Met name de eerste keer dat je daar staat is echt indrukwekkend. Dan besef je pas echt hoe ongelofelijk rijk en gelaagd de biodiversiteit is.”

Iedere sample heeft zijn eigen verhaal: dit insect is door E.A.M. Speijer verzameld op kamp Westerbork

Hoewel haar werk voor BGE inmiddels is afgerond, kijkt ze met veel plezier vooruit naar nieuwe projecten, zoals eDentity. “Het samplen blijft, maar er moet nog veel voor worden opgebouwd, daar kijk ik naar uit. Bij BGE waren alle protocollen er bijvoorbeeld al, bij eDentity is dat niet het geval. Ook zal ik met andere monsters te maken krijgen, zoals grond- en watermonsters.” Wat ze vooral wil meegeven aan anderen die geïnteresseerd zijn in dit vakgebied: blijf nieuwsgierig. “Enthousiasme brengt je echt ver.”

Meer informatie

  • Het project Biodiversity Genomics Europe van €21 miljoen wordt medegefinancierd door de Europese Commissie, evenals de Britse en Zwitserse regeringen. Het grote Europese project loopt tot februari 2026. Het brengt organisaties van het iBOL Europe DNA-barcoding consortium en het ERGA genome-sequencing consortium samen.
  • Zie voor meer informatie over BGE ook dit eerdere bericht ten tijde van de start van het project.

Tekst en beeld: Naturalis Biodiversity Center