argusvlinder - primair

Sterke achteruitgang insecten, ook bij Nederlandse dagvlinders

De Vlinderstichting
19-OKT-2017 - In 63 beschermde natuurgebieden in Duitsland is sinds 1989 de totale biomassa vliegende insecten met ruim 75 procent afgenomen. Samen met Duitse collega’s publiceerden ecologen van de Radboud Universiteit deze bevindingen in het wetenschappelijke tijdschrift PLoS ONE op 18 oktober 2017. Uit het Netwerk Ecologische Monitoring blijkt een vergelijkbare achteruitgang van dagvlinders in Nederland.

Een malaiseval in één van de onderzochte natuurgebieden Entomologen (insectenonderzoekers) in het Duitse Krefeld, onder leiding van Martin Sorg en Heinz Schwan, verzamelden de afgelopen 27 jaar gegevens in 63 verschillende locaties in natuurgebieden verspreid over Duitsland. Met zogenaamde malaisevallen werden alle vliegende insecten opgevangen en het totaal aan biomassa gewogen en vergeleken. Nijmeegse onderzoekers hebben nu voor het eerst deze enorme schat aan data kunnen analyseren. De onderzoekers vonden een gemiddelde afname aan massa van de totale insectenpopulatie van 76 procent. In het midden van de zomer, als het insectenaantal zijn piek bereikt, zagen ze zelfs een daling van 82 procent in de onderzochte gebieden. Caspar Hallmann, die de statistische analyses heeft uitgevoerd: “Al deze gebieden zijn beschermd; vaak zijn het natuurgebieden die goed beheerd worden. Toch is de achteruitgang overal waarneembaar”. Wat de precieze oorzaak is van deze enorme afname, is tot nog toe onduidelijk. Veranderingen in weer, landschap en in plantensoortenrijkdom in deze gebieden blijken niet de afname te kunnen verklaren. Het weer verklaart veel van de schommelingen binnen het seizoen en tussen de jaren, maar niet de neergaande trend.

De gegevensuit het Duitse onderzoek (blauw) en de gegevens van dagvlinders uit Nederland (groen)

Zelfde beeld voor de dagvlinders in Nederland

Een van de dagvlinders die sterk is achteruitgegaan, de argusvlinderDe Vlinderstichting bekeek de situatie van de dagvlinders in Nederland en of eenzelfde achteruitgang terug te zien is in onze data van het Landelijk Meetnet Vlinders (onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring, NEM). Vanaf 1992 tellen vele honderden vrijwilligers overal verspreid in het land wekelijks vaste routes. Dit gebeurt op een gestandaardiseerde manier en onder goede weersomstandigheden. De Vlinderstichting werkt hierin samen met het CBS. In bovenstaande grafiek zijn die vlindergegevens vergeleken met de data uit het Duitse onderzoek. In de grafiek zijn de totale aantallen vlinders opgeteld van alle soorten, alsof alle transecten alle jaren gelopen zouden zijn en gecorrigeerd voor de ligging over het land. Chris van Swaay, cöordinator van het Landelijk Meetnet: "De correlatie is duidelijk, wat niet verwonderlijk is, want vlinders zijn ook insecten en Duitsland is onze naaste buur: de achteruitgang van vlinders in Nederland is hetzelfde als de gewichtsverandering van insecten in Duitsland."

Gevolgen achteruitgang te weinig onderzocht

Van de wilde bijen, hier een pluimvoetbij, is bekend dat ze sterk achteruit gaan

Als driekwart van de insecten in bijna dertig jaar verdwenen is, kan dat niet zonder gevolgen blijven voor onze leefomgeving. Insecten zijn bijvoorbeeld een cruciaal onderdeel in de voedselketen van vogels en zoogdieren. ‘Dit is verontrustend nieuws. Een dergelijke afname kan heel goed een verklaring zijn voor de enorme afname die we zien bij vogelsoorten van het boerenland, zoals veldleeuwerik en patrijs’, aldus hoogleraar geïntegreerde natuurbeschermingsbiologie Ruud Foppen. Eerder onderzoek van Sovon en dezelfde wetenschappers van de Radboud Universiteit liet zien dat insectenetende zangvogels afnamen in gebieden met hoge concentraties van het insectenbestrijdingsmiddel imidacloprid. Over de gevolgen van het verdwijnen van insecten is te weinig bekend en onderzoek naar mechanismen die verband houden met deze afname is daarom hard nodig.

Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting met behulp van diverse persberichten
Foto’s: Entomologischer Verein Krefeld; Hallmann et al, 2017; Kars Veling (leadfoto: argusvlinder)