scheefbloemwitje man - primair

Scheefbloemwitje in alle tuinvlindertellingtuinen?

De Vlinderstichting
29-JUN-2020 - De koolwitjes hebben hun tweede generatie. Vliegend zijn ze lastig uit elkaar te houden, zeker omdat we sinds een paar jaar, naast klein geaderd witje, klein koolwitje en groot koolwitje ook scheefbloemwitje hebben. Deze nieuwkomer is zich nog steeds verder over ons land aan het uitbreiden en wordt vooral in tuinen gezien. Deze is, zelfs zittend, soms lastig van klein koolwitje te onderscheiden.

De waarnemingen van scheefbloemwitje tot half juni 2020Komend weekend, 4 juli, begint de landelijke Tuinvlindertelling. We zijn erg benieuwd hoeveel scheefbloemwitjes zullen worden gemeld en of deze soort nu echt over heel het land verspreid voorkomt. Op het kaartje is te zien dat alleen plaatselijk in het Noorden, in Noord-Holland en op de Wadden nog witte plekken zijn.

Het scheefbloemwitje is een nieuwkomer in Nederland. In Duitsland zat dit witje sinds 2010 al behoorlijk in de lift. In 2015 werd de vlinder voor het eerst waargenomen in Nederland op de Sint-Pietersberg en bij Posterholt. In de jaren daarna zette de opmars zich voort naar het Noordwesten. Aan het einde van 2018 was de soort tot de lijn Tilburg-Groningen gekomen met al enkele uitstapjes ten westen daarvan. In 2019 en het voorjaar van 2020 is die uitbreiding nog verder gegaan. Verreweg de meeste meldingen komen uit steden en dorpen en vaak worden scheefbloemwitjes in tuinen gezien. Dat is ook de plek waar scheefbloem veel voorkomt, een van de meest gebruikte waardplanten. De rupsen kunnen echter ook andere kruisbloemigen gebruiken en scheefbloemwitjes worden ook wel in natuurlijke terreinen aangetroffen.

De vier kenmerken waarmee je scheefbloemwitje en klein koolwitje kunt onderscheiden

Het scheefbloemwitje lijkt op het klein koolwitje. Typische vlinders zijn niet moeilijk uit elkaar te houden, maar er is een geleidelijk verloop van de belangrijke kenmerken. Voor een zekere determinatie moet je letten op een set van vier kenmerken. Als er niet minimaal drie kloppen is de naamgeving onzeker. Het gaat om het doorlopen van de zwarte of grijze vleugelpunt tot ver naar beneden, een grote en vaak aan de buitenkant holle vlek op de vleugel, die vaak wordt verbonden door donkere schubben met het einde van de vleugelpunt. Het laatste kenmerk is de vorm van de voorvleugel, die bij scheefbloemwitje wat ronder is dan bij het klein koolwitje. Vier kenmerken dus waarop je moet letten, en als er maar een of twee kloppen weet je niet met welk witje je te maken hebt. Probeer altijd een foto te maken van de bovenzijde, dat helpt enorm bij het op naam brengen.

Scheefbloemwitje en klein koolwitje, mannetje en vrouwtje

Ga hier naar de site van De Vlinderstichting voor meer info over de tuinvlindertelling.

Heeft u moeite om de koolwitjes te herkennen en uit elkaar te houden? Op de website van De Vlinderstichting kunt u deze herkenningskaart (6,9 MB) downloaden, mede mogelijk gemaakt door BIJ12, waarin de provincies samenwerken. Voor nog meer informatie over de herkenning van de vier koolwitjes kunt u deze pagina bezoeken.

Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Annette van Berkel & Kars Veling
Kaart: NDFF