cover boek wild zwijn

Onvoorstelbaar dat er zo weinig aandacht voor wilde zwijnen is

Zoogdiervereniging
16-FEB-2011 - Eind vorig jaar verscheen het eerste Nederlandse boek over wilde zwijnen: 'Wilde zwijnen'. De schrijvers van het boek, de biologen Geert Groot Bruinderink en Jasja Dekker, zorgden hiermee voor een primeur. Ondanks alle aandacht voor deze spraakmakende zoogdieren door de eeuwen heen, is er in Nederland namelijk nog niet eerder een boek over wilde zwijnen geschreven. Een mooie aanleiding voor een goed gesprek.

Bericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op [publicatiedatum]

Eind vorig jaar verscheen het eerste Nederlandse boek over wilde zwijnen: 'Wilde zwijnen'. De schrijvers van het boek, de biologen Geert Groot Bruinderink en Jasja Dekker, zorgden hiermee voor een primeur. Ondanks alle aandacht voor deze spraakmakende zoogdieren door de eeuwen heen, is er in Nederland namelijk nog niet eerder een boek over wilde zwijnen geschreven. Een mooie aanleiding voor een goed gesprek.

Beide auteurs praten met grote passie over wilde zwijnen. Ze beschrijven de dieren als ‘guitig’, ‘slim’ en ‘spannend’. Dekker: “Als je op de Veluwe bent en je hoort een zwijn ritselen in de verder stille nacht, dan maakt dat echt wel indruk. Ze kunnen net zoveel wegen als een volwassen mens en hebben indrukwekkende hoektanden.” Groot Bruinderink weet daar alles van. Hij heeft zelfs de nodige ervaring met het vangen en oormerken van wilde zwijnen voor onderzoeksdoeleinden. En hij kent de anekdotes van jagers uit de tijden van de drijfjachten. Ga nooit tussen een zeug en haar jongen staan en tijdens de jacht mijd je de wissels. Daar rennen ze over als ze worden opgejaagd en dan kun je beter niet in de weg staan. Groot Bruinderink: “Ik heb wel drijvers gezien die met hele japen in het ziekenhuis belandden. Geen fraai gezicht.”

De auteurs met het boek in handen (foto: Paulides)

Hele verhaal
Over het algemeen hebben mensen echter niets van wilde zwijnen te vrezen, benadrukken beide biologen. Omgekeerd natuurlijk wel. Wilde zwijnen zijn eeuwenlang vooral gezien als schadelijk wild dat vooral goed was om op het bord te belanden. En ook nu komen ze vaak negatief in het nieuws. Ze veroorzaken schade bij boeren en anderen die klagen wanneer een halve akker met maïs, het voetbalveld of de voortuin is omgeploegd door die rotte zwijnen op zoek naar voedsel. En dan zijn er nog de aanrijdingen en bijbehorende verkeersoverlast. Dat negatieve beeld was trouwens een van de aanleidingen om het boek te schrijven. Dekker: “In de media zie je maar de helft van het verhaal; wij willen het hele verhaal vertellen.” Groot Bruinderink heeft daarnaast nog een heel persoonlijke reden. Hij doet al sinds de jaren zeventig onderzoek aan wilde zwijnen en schreef tientallen rapporten over het wild zwijn. Nu zet hij voor het eerst alles op een rij en in die zin is het boek voor hem ook een echte kroon op zijn werk. Groot Bruinderink: “Bovendien was het natuurlijk de hoogste tijd dat er eindelijk eens een boek kwam over wilde zwijnen in Nederland.”

Tijdens het schrijven viel Dekker en Groot Bruinderink op hoe weinig er eigenlijk bekend is over wilde zwijnen in Nederland. Fundamenteel onderzoek naar hoe populaties zich ontwikkelen en hoe de wilde zwijnen zich verplaatsen bijvoorbeeld, wordt al lang niet meer gedaan. Dat is des te opmerkelijk omdat er wel wordt ‘beheerd’, oftewel gejaagd, om de aantallen te beperken, zonder dat we goed weten wat de effecten zijn. Daarom pleiten ze ook voor proeven met het achterwege laten van beheer. Niet omdat ze voor of tegen jacht zijn, maar omdat zonder kennis een goed beleid onmogelijk is. De behoefte aan meer onderzoek wordt alleen maar groter nu er steeds meer zwijnen voorkomen in Nederland, ondanks het afschot. Het zogenaamde nulstandbeleid waarbij de zwijnen buiten de Veluwe en de Meinweg niet voor mogen komen, wordt zo langzamerhand onhoudbaar volgens beide heren.

Omslag van het boek ’Wilde zwijnen’ (afbeelding: KNNV uitgeverij)

Vliegend Hert
Ook over de vermeende nadelen van wilde zwijnen in ecologisch opzicht weten we nog maar weinig. Omdat er wel eens larven van het vliegend hert gevonden zijn in de maag van een zwijn, is de suggestie snel gewekt dat wilde zwijnen slecht zijn voor deze zeldzame insecten. Maar dan is het toch wel erg opvallend dat juist de gebieden waar de meeste vliegend herten waargenomen worden, gebieden zijn met hoge dichteden wilde zwijnen. Volgens Groot Bruinderink zijn het ook meer toevalstreffers als het zwijn op deze larven stuit. Wilde zwijnen zijn opportunisten die eten wat ze op hun pad krijgen. Ze kunnen door hun gewoel en gewroet juist bijdragen aan meer dynamiek in de natuur. Ze creëren een ander microklimaat waardoor andere planten een kans krijgen zich te ontwikkelen zoals berk, beuk en grove den, maar ook grassen. Mits de wilde zwijnen niet elke week of om de paar dagen op dezelfde plek komen wroeten. Normaal doen zwijnen dat ook helemaal niet, maar als je ze in hoge dichtheden in een gebied ‘opsluit’, zoals in Nederland, dan hebben ze geen keus.

Maar dat gaat misschien wel veranderen. Niet alleen ander beheer, maar ook de terugkeer van de wolf en in mindere mate de lynx kan de dynamiek in de populatie zwijnen aanzienlijk beïnvloeden. Groot Bruinderink: “Een lynx zal hooguit een enkel biggetje aandurven en wolven mijden ook bij voorkeur een aanvaring met een gezond volwassen zwijn, maar jonge beesten lopen natuurlijk wel gevaar.” Het ruimtelijk patroon verandert omdat zwijnen plekken met wolven zullen mijden. Dat ruimtelijk effect zal volgens Dekker groter zijn dan de toch vrij tijdelijke jacht door de mens. De wolven zullen er immers niet eventjes maar altijd zijn. Maar vooralsnog hoeven de zwijnen alleen de mens nog te vrezen.

Gedegen onderzoek
En die mens handelt dus, zo bleek tijdens het schrijven van het boek, niet op basis van gedegen onderzoek. Dat vinden de auteurs opmerkelijk en zij denken dat het misschien ook anders zou kunnen. Groot Bruinderink: “Nu wordt er veel gejaagd in de natuur, je zou dat ook kunnen gaan doen langs wegen en op landbouwgronden waar ze overlast kunnen veroorzaken. Dat werkt afschrikkend waardoor de zwijnen die gebieden zouden kunnen gaan mijden.” Het is een idee van een van de mensen die geïnterviewd worden in het boek, Marcel Vossestein. Hij denkt dat het huidige afschot de dieren juist de landbouwgronden opjaagt en pleit al jaren met passie voor een andere koers.

Of waarom nemen we niet het Duitse systeem over waarbij een jager met de boer een contract afsluit om het land schadevrij te houden? De jager betaalt de schade als die optreedt, en mag in ruil daarvoor de zwijnen schieten. Wat de auteurs betreft gaan we in Nederland heel anders over wilde zwijnen nadenken. Want historisch gezien horen ze gewoon bij ons land. De Zoogdiervereniging bekijkt de mogelijkheden van nieuwe leefgebieden voor wilde zwijnen. Misschien hoeven ze niet overal een plek te krijgen, maar wel in veel meer gebieden dan nu het geval is. Met aanvullende maatregelen als goede rasters kan de overlast beperkt blijven. Groot Bruinderink: “Overheden en natuurorganisaties hebben zich enorm ingezet voor verbindingen tussen natuurgebieden, mogen de wilde zwijnen daar soms geen gebruik van maken?”

Auteurs met schedels van wilde zwijnen op schoot (foto: Dick Bekker)

Landbouw
Aan het eind van het boek wordt zelfs de mogelijkheid geopperd om de zwijnen toe te laten op landbouwgronden als een alternatief voor het vlees uit de intensieve veehouderij. Gewoon de wilde zwijnen de ruimte laten en regelmatig ‘oogsten’ voor de verkoop. Groot Bruinderink: “Die wilde zwijnen hebben echt een veel beter leven dan hun verre verwanten in de bio-industrie. Boven dien gaat het in andere landen als Duitsland, Frankrijk en Zwitserland al zo.” “En het levert heel lekker vlees op” voegt Dekker er aan toe.

Daarmee blijken ze in goed gezelschap te zijn. Door de eeuwen heen (van Romeinen tot middeleeuwen en daarna) is het wild zwijn bejaagd en gegeten. Jacht was ook de aanleiding voor prins Hendrik om, toen ze uitgestorven waren in ons land, uit Polen wilde zwijnen te herintroduceren op de Veluwe. In Limburg kwamen ze uit zichzelf uit Duitsland terug. Die twee populaties zijn daarmee genetisch verschillend en zien er zelfs anders uit. Ook vanuit dat oogpunt (genetische menging) is de spontane verspreiding die nu plaats vindt, toe te juichen. De overlast blijkt trouwens ook van alle tijden. In het boek worden bronnen geciteerd waaruit blijkt dat boeren op de Veluwe ook in 1760 al klaagden over overlast van wilde zwijnen.

Loopgraven
Groot Bruinderink en Dekker zijn duidelijk realisten. Ze hebben met hun passie voor de wilde zwijnen de overlast die er ook is niet uit het oog verloren. Ze pleiten voor de oprichting van een platform 'Wild zwijn' waar alle betrokken partijen (boeren, jagers, natuurbeschermers, onderzoekers, enzovoort) met elkaar overleggen over welke kant het op moet in een bepaald gebied, en welke maatregelen genomen dienen te worden. In de stad Berlijn bestaat al zo’n platform en dat werkt prima. Groot Bruinderink: “Uit de loopgraven, het gesprek met elkaar aangaan en zoeken naar consensus.” Ook netelige kwesties als de risico’s op verspreiding van ziekten kunnen daar aan de orde komen. Overigens wordt de kans op besmetting met de modernen intensieve veehouderij niet groot geacht: die varkens zitten allemaal binnen in stallen en kunnen dus nooit een wild zwijn tegen komen. Door goede monitoring en rastering is dat risico nog verder te verkleinen. Al dat soort zaken kunnen in een 'Zwijnenplatform' besproken worden, maar ook de kansen die het wild zwijn biedt. Want dat willen de auteurs aan het slot van het gesprek nog wel even van het hart. Waarom de grote natuurorganisaties zo weinig doen met het wild zwijn, daar snappen ze heel weinig van. Dekker: ”Die laten het echt afweten. En dat terwijl veel soorten profiteren van de komst van wilde zwijnen. Het is een soort vlaggenschip, een panda, dat staat voor veel meer dan alleen het zwijn zelf.”

Meer over het boek op www.knnvuitgeverij.nl.
Dit interview verscheen eerder in 'Zoogdier', het populair wetenschappelijke tijdschrift van de Zoogdiervereniging

Tekst: Eric van Kaathoven, de Zoogdiervereniging
Foto's: Paulides, Dick Bekker
Afbeelding: KNNV uitgeverij