Ingekorven vleermuis

Vleermuizentellers gaan ondergronds

24-JAN-2012 - Met de intrede van de winter begint voor de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt een druk seizoen. In deze periode zoeken vleermuizen immers hun overwinteringsplaats op. Voor sommige soorten is dat een holle boom of een huis, maar de meeste - en vaak bedreigde - soorten overwinteren bij voorkeur op een plek met een stabiel en vochtig klimaat. Forten, bunkers, groeven of ijskelders zijn hierbij erg in trek. En net deze (vaak ondergrondse) slaapplaatsen worden jaarlijks door de Vleermuizenwerkgroep gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuizen.

Bericht uitgegeven door de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]

Met de intrede van de winter begint voor de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt een druk seizoen. In deze periode zoeken vleermuizen immers hun overwinteringsplaats op. Voor sommige soorten is dat een holle boom of een huis, maar de meeste - en vaak bedreigde - soorten overwinteren bij voorkeur op een plek met een stabiel en vochtig klimaat. Forten, bunkers, groeven of ijskelders zijn hierbij erg in trek. En net deze (vaak ondergrondse) slaapplaatsen worden jaarlijks door de Vleermuizenwerkgroep gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuizen.

Vlaanderen telt 20 inheemse vleermuissoorten. Alle zijn insecteneters. Naarmate het voedselaanbod in de loop van het najaar daalt, zien vleermuizen zich gedwongen om de voedselarme periode te overbruggen door in winterslaap te gaan, vaak in robuuste of ondergrondse verblijfplaatsen.

Vrijwilligers op fortenronde, op zoek naar overwinterende vleermuizen (foto: Bram Conings)

Momenteel werden in Vlaanderen 2.304 mogelijke overwinteringsplaatsen (of 'hibernacula') in kaart gebracht. Jaarlijks worden enkele honderden van deze hibernacula op de aanwezigheid van vleermuizen gecontroleerd. Belangrijke locaties worden elk jaar opgevolgd, plaatsen met minder vleermuizen vaak met een tussenperiode van één of meerdere winters.

Tijdens deze controlerondes (waarbij alle exemplaren worden geteld en - indien mogelijk - op soort worden gebracht) worden de nodige voorzorgsmaatregelen genomen om te vermijden dat de vleermuizen uit hun winterslaap zouden ontwaken. Een vleermuis die ontwaakt (bv. doordat de omgevingstemperatuur minimaal stijgt door de lichaamstemperatuur van de aanwezige tellers), moet immers onnodig gebruik maken van haar opgebouwde vetreserves, waardoor ze mogelijk de winter niet overleeft.

In de winter van 2010-2011 werden 596 tellingen uitgevoerd (in 526 verschillende objecten). Hierbij werden 9.917 dieren geteld, verdeeld over 13 soorten. Onderstaand lijstje geeft een overzicht van de telresultaten van de winter van 2010-2011.

Baard/brandts vleermuis
3.309
Watervleermuis 3.049
Franjestaart
1.752
Ingekorven vleermuis 652
Meervleermuis 105
Bechsteins vleermuis
9
Vale vleermuis 5
Gewone grootoorvleermuis
347
Grijze grootoorvleermuis
1
Ongedetermineerde grootoorvleermuis
180
Gewone dwergvleermuis 96
Ruige dwergvleermuis 1
Ongedetermineerde dwergvleermuis 76
Laatvlieger
7
Ongedetermineerde vleermuis
331
Totaal
9.917

De hoogste aantallen werden geteld in de provincie Antwerpen (4.157 ex.), gevolgd door Limburg (2.742 ex.), Oost-Vlaanderen (1.813 ex.), West-Vlaanderen (1.013 ex.) en Vlaams-Brabant (192 ex.). Antwerpen dankt haar koppositie aan de aanwezigheid van de fortengordels. Voor Limburg is de goede score vooral te danken aan de vele vleermuizen die jaarlijks overwinteren in de mergelgroeves.

De tellingen van winterverblijfplaatsen worden al uitgevoerd sinds de jaren '70. Op basis van deze lange tijdreeks kunnen een aantal voorzichtige conclusies worden getrokken. Voor Vale vleermuis (Myotis myotis) en Bechsteins vleermuis (Myotis bechsteini) kan vooralsnog geen trend worden bepaald omdat de gevonden aantallen van beide soorten te laag zijn. Grootoorvleermuizen zijn stabiel, Watervleermuis (Myotis daubentonii) en Meervleermuis (Myotis dasycneme) stijgen licht. Een sterkere stijging nemen we waar bij Franjestaart (Myotis nattereri), Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus) en Baard/Brandts vleermuis (Myotis mystacinus/brandtii).

Ingekorven vleermuis is één van de soorten waarvan het aantal overwinterende exemplaren de voorbije jaren opmerkelijk stijgt (foto: Fons Bongers)
Deze trends zijn gebaseerd op het aantal gevonden dieren tijdens de winterperiode. Dit zegt echter niet noodzakelijk iets over de populaties van de verschillende soorten. Zo kan het bv. zijn dat het aantal Franjestaarten - die ook in bomen kunnen overwinteren - in de getelde plaatsen sterk stijgt omdat er steeds minder geschikte boomholtes zijn om in te overwinteren, of dat meer dieren de weg vinden naar meer geschikte en telbare slaapplaatsen. Grote voorzichtigheid bij de interpretatie is dus geboden... Bovendien is de trend erg afhankelijk van het referentiejaar, het startjaar 1990. Hoewel de trend voor de Watervleermuizen t.o.v. het referentiejaar 1990 een sterke stijging vertoont, zijn de aantallen de laatste zeven jaar toch gedaald. Indien 2005 als referentiejaar zou worden aangehouden, blijkt de trend sterk dalend te zijn...

Hoe het ook zij: de jaarlijkse tellingen van de winterverblijfplaatsen, uitgevoerd door de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt, leveren een belangrijke bijdrage aan de kennis over aantallen en verspreiding van vleermuizen in Vlaanderen. En net omdat vleermuizen enorm onder druk staan, is deze kennis van cruciaal belang om deze soortgroep optimaal te kunnen beschermen, zowel voor natuurverenigingen, overheidsinstanties als beleidsmakers.

Lees hier het volledige verslag van de wintertellingen 2011-2012.

Tekst: Kris Boers en Wout Willems, Vleermuizenwerkgroep Natuurpunt
Foto’s: Bram Conings en Fons Bongers