Scholekster vliegend

Vogels trekken minder ver door warmer klimaat

20-AUG-2009 - De afgelopen 70 jaar overwinterden veel Nederlandse trekvogels steeds dichterbij hun broedgebied dan daarvoor. Volgens onderzoeker Marcel Visser van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) komt dit zeer waarschijnlijk doordat het warmer is geworden. In het augustusnummer van Global Change Biology laat hij met zijn team de verandering zien, gebaseerd op ruim 15.000 terugmeldingen van geringde vogels. Het positieve gevolg is dat deze trekvogels zich makkelijker aan kunnen passen aan de veranderende omstandigheden, zoals een eerder beginnende lente.

Bericht uitgegeven op donderdag 20 augustus 2009

De afgelopen 70 jaar overwinterden veel Nederlandse trekvogels steeds dichterbij hun broedgebied dan daarvoor. Volgens onderzoeker Marcel Visser van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) komt dit zeer waarschijnlijk doordat het warmer is geworden. In het augustusnummer van Global Change Biology laat hij met zijn team de verandering zien, gebaseerd op ruim 15.000 terugmeldingen van geringde vogels. Het positieve gevolg is dat deze trekvogels zich makkelijker aan kunnen passen aan de veranderende omstandigheden, zoals een eerder beginnende lente.

 
  Scholekster

Onze winters zijn tegenwoordig niet meer zo koud als 70 jaar geleden. En veel van onze trekvogels blijven noordelijker, dichter bij huis. Onderzoeksleider Marcel Visser legt uit: “De reden is dat ze niet meer zo ver hoeven te vliegen voor een geschikte overwinteringplek. Vooral soorten van droge open gebieden laten dit zien. Bij bossoorten en soorten van natte open gebieden is het effect iets kleiner.” Het voordeel van deze kleinere trekafstanden – naast het uitsparen van de vliegkosten – kan zijn dat de vogels beter in staat zijn om het gemiddeld steeds vroegere begin van de lente in hun broedgebied te voorspellen. Dat is namelijk erg moeilijk wanneer ze verder van hun broedgebied overwinteren.

Scholekster, kokmeeuw, blauwe kiekendief, spreeuw… Van in totaal 24 soorten waren er genoeg gegevens. Zij vliegen tot wel 500 kilometer tussen broed- en overwinteringgebied. Een door de jaren heen afnemende trekafstand was bij 21 van de 24 soorten zichtbaar. Blauwe kiekendief, stormmeeuw, kerkuil en merel lieten de grootste verandering zien, variërend van ruim tien tot meer dan 100 kilometer. De onderzoekers hebben alleen ‘korte- en middellange-afstandstrekkers’ onder de vogels bekeken, omdat alleen binnen Europa voldoende geringde vogels worden gemeld door het algemene publiek. Van de lange-afstandstrekkers zoals de bonte vliegenvanger en de kleine karekiet, die helemaal naar Afrika vliegen, zijn er niet genoeg betrouwbare terugmeldingen.

De getallen voor het onderzoek komen uit de grote database van het Vogeltrekstation ‘Centrum voor vogeltrek en – demografie’. In Nederland zijn in bijna een eeuw tijd zo’n 10 miljoen vogels geringd. De onderzoekers gebruikten de gegevens van vogels die zijn geringd tussen 1932 en 2004, en die door het algemene publiek dood teruggevonden werden tijdens de wintermaanden. Dit soort onderzoek is alleen mogelijk dankzij de inspanningen van de vele mensen die de ringen terugmelden, en de deskundige vrijwilligers die de ringen zorgvuldig aanbrengen. Op een vogelring staat een unieke code, die dient als paspoort van de drager. “Ons onderzoek bewijst het nut van ringgegevens, en van de inzet van vrijwilligers en het publiek,” stelt Visser. “Er is geen andere manier om van zoveel vogels gegevens te verzamelen over zo’n groot gebied”.

Zie www.nioo.knaw.nl of www.vogeltrekstation.nl voor meer informatie.

Bron: NIOO-KNAW
Foto: Andreas Trepte, Creative Commons Naamsvermelding Gelijk delen 2.5 Unported licentie