Bijenorchis
Foto: Wout van der Slikke

Klimaatverandering vraagt om aanpassing natuurbeleid

25-AUG-2010 - Bij uitvoering van het huidige natuurbeleid blijft de natuur kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Behoud van alle dier- en plantensoorten per gebied is niet realistisch in het licht van de klimaatverandering. Het beleid kan zich beter richten op het vergroten van het aanpassingsvermogen van natuur. Een voorstel hiertoe doet het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat vorige week in samenwerking met Wageningen UR de studie 'Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur' uitbracht.

Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]

Bij uitvoering van het huidige natuurbeleid blijft de natuur kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Behoud van alle dier- en plantensoorten per gebied is niet realistisch in het licht van de klimaatverandering. Het beleid kan zich beter richten op het vergroten van het aanpassingsvermogen van natuur. Een voorstel hiertoe doet het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat vorige week in samenwerking met Wageningen UR de studie 'Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur' uitbracht.

Bijenorchis, een soort die de afgelopen jaren sterk is toegenomen in Nederland (foto: Wout van der Slikke)Nederland warmt op en zal in de toekomst vaker te maken krijgen met extreme weersomstandigheden. Meer droogte, hitte en wateroverlast zullen er onvermijdelijk toe leiden dat bepaalde populaties achteruit gaan of zelfs uit Nederland verdwijnen. Het veranderende klimaat is op termijn ongeschikt voor 15 procent van alle hier voorkomende dier- en plantensoorten.

Andere soorten krijgen echter de kans zich hier te vestigen. Zij kunnen de rol van de verdwijnende soorten overnemen. Bij een veranderend klimaat kan de biodiversiteit dus op peil blijven. De natuur moet dan wel voldoende in staat zijn zich aan te passen aan de verstoringen.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen UR stellen daarom voor om het Nederlandse natuurbeleid op een andere leest te schoeien. Niet het behouden van plant- en diersoorten per gebied, maar het vergroten van het aanpassingsvermogen van de natuur is het nieuwe uitgangspunt. In grotere, aaneengesloten gebieden kunnen dieren en planten zich beter aanpassen om zo de gevolgen van extreem weer op te vangen. Als daarnaast natuurgebieden internationaal met elkaar verbonden worden, kunnen dier- én plantsoorten waarvoor het hier te warm wordt, noordelijke, koudere streken bereiken. Vanuit het zuiden kunnen nieuwe soorten zich in ons land vestigen. Goede verbindingen vergroten het aanpassingsvermogen van de natuur en dat is gunstig, ongeacht of de gevolgen van de klimaatverandering nu groter of kleiner zullen zijn.

PBL en Wageningen UR bevelen aan om het door het kabinet gewenste netwerk van natuurgebieden, de zogenaamde ecologische hoofdstructuur, aan te passen. Tegengaan van de versnippering van natuurgebieden blijft van belang, maar aan te kopen gebieden liggen bij voorkeur in de in deze studie gepresenteerde corridors en clusters. Klimaatbestendige natuurontwikkeling valt goed te combineren met andere maatschappelijke belangen, zoals het beschermen van Nederland tegen wateroverlast.

Naar het rapport 'Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur'

Bron: Wageningen UR
Foto: Wout van der Slikke