Reuzenkolonie van 414 dwergen onder één dak
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie op [publicatiedatum]
In Europa komen ongeveer 50 soorten vleermuizen voor. Vlaanderen doet het met een twintigtal soorten dus eigenlijk niet zo slecht. Maar meer dan de helft staat op de Rode Lijst en zit dus in de gevarenzone. Enkele soorten (Kleine hoefijzerneus, Grote hoefijzerneus en Mopsvleermuis) worden in Vlaanderen al jaren niet meer gezien en zijn vermoedelijk uitgestorven, maar ook meer algemene soorten lijken in aantal af te nemen. Gelukkig krijgt deze bedreigde soortgroep steeds meer de aandacht én bescherming die ze verdient: 2011 werd door de Verenigde Naties zelfs uitgeroepen tot het Europees Jaar van de Vleermuis en 2012 tot Internationaal Jaar van de Vleermuis. Het lijkt er op dat door al die aandacht het tij langzaam begint te keren.
In Nederland tonen langetermijntrends aan dat van acht soorten die in grote zomer- en winterverblijfplaatsen voorkomen, de aantallen sinds 1986 gestaag toenemen. Van sommige soorten, zoals de Franjestaart, nemen de aantallen tijdens de vleermuistellingen zelfs toe met 13% per jaar. En ook uit Vlaanderen komen geregeld hoopgevende berichten.
Vleermuizen hebben nog steeds te kampen met een imagoprobleem. Overheden en natuurverenigingen krijgen vaak meldingen van vermeende overlast. De ongegronde vrees als zouden vleermuizen ziektes verspreiden, zorgen voor geuroverlast, lawaaihinder veroorzaken of onheil brengen, blijkt diepgeworteld. En toch kan het ook anders. In 2003 contacteerde de familie Singelyn uit Zoersel de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt. Onder hun dak had zich een zomerkolonie Gewone dwergvleermuizen gevestigd. Uit een eerste telling bleek het om een honderdtal exemplaren te gaan. Een telling eind juli 2011 leverde een ongelofelijk aantal van 414 uitvliegende exemplaren op. Het gaat hier meteen om één van de grootste bekende kolonies in Vlaanderen. Kolonies van enkele honderden exemplaren zijn immers zeldzaam. Het huis van de familie Singelyn bevindt zich aan de rand van het Zoerselbos, een 400 ha groot natuur- en bosgebied dat een ideaal jacht- en leefgebied vormt voor vleermuizen. Maar ook de ecologische tuin van de familie Singelyn verklaart voor een deel de enorme omvang van deze zomerkolonie. Vleermuizen zijn immers uitgesproken insecteneters: elke nacht moet een vleermuis een kwart tot een derde van haar lichaamsgewicht eten om te kunnen overleven. Eén dwergvleermuis speelt per nacht ongeveer 300 muggen, nachtvlinders, gaasvliegen en kevers naar binnen. Een kolonie van 414 stuks verdelgt tijdens het vleermuizenseizoen ruim 22 miljoen (of ca. 500 kg.) insecten op een natuurvriendelijke manier. De tuin van de familie Singelyn biedt door een uitgebreid aanbod aan nectarrijke planten dan ook een ruim voedselaanbod voor allerhande insecten. Dat de familie elke zomernacht met open raam kan slapen zonder dat muggen de kamer invliegen, is een leuke meerwaarde van de gasten onder hun dak.
De Gewone dwergvleermuis is één van de kleinste Europese vleermuissoorten: een volwassen exemplaar heeft een vleugelspanwijdte van 180 tot 240 mm en weegt ongeveer 3,5 tot 8,5 gram. De soort komt vooral voor rond bebouwing, maar is te vinden in ieder habitat. Het is één van de meest voorkomende vleermuizen in Vlaanderen. Dwergvleermuizen vormen in het voorjaar en in de zomer kraamkolonies waarin vrouwtjes samenhokken. Mannelijke exemplaren worden er doorgaans niet toegestaan. Vanaf juni tot midden juli worden de jonge dwergen geboren, in regel één per vrouwtje. Na ongeveer een maand kunnen de jonge vleermuizen vliegen. Dwergvleermuizen huizen graag op zolder of in spouwmuren.
Nu vrijdag, zaterdag en zondag organiseren Natuurpunt en het Agentschap voor Natuur & Bos (ANB) de Nacht van de Vleermuis. De reuzenkolonie van de familie Singelyn is niet publiek toegankelijk maar op tientallen andere plaatsen in Vlaanderen nemen ervaren gidsen van de Vleermuizenwerkgroep je mee op excursie in de boeiende wereld van de vleermuis. Een overzicht van alle activiteiten vind je op www.natuurpunt.be
Tekst: Wim Veraghtert & Dominique Verbelen, Natuurpunt Studie
Foto: Wesley Overman