Zeldzame zweefvliegen in het Drongengoed
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Zweefvliegen zijn goede indicatoren voor de ecologische toestand van natuur- en bosgebieden. Een driejarig zweefvliegenonderzoek in het Drongengoed-Maldegemveld bevestigde de ecologische waarde van het gebied dat een zeer hoge zweefvliegdiversiteit kent en waar verscheidene zeldzame soorten voorkomen.
Zowel zweefvliegen (Syrphidae) als hun larven bezetten veel verschillende biotopen. De larven leven in dood hout, vochtige bodems, water, planten, paddenstoelen, wespen- en mierennesten en bij bladluizenkolonies. Hun voedsel kan bestaan uit bacteriën, plantendelen, paddenstoelen, mierenbroed of bladluizen. Ook de imago’s zoeken hun voedsel in veel verschillende biotopen. Ze leven bijna allemaal van stuifmeel en nectar van bloemen en bomen, en zijn daarbij belangrijke bestuivers. Ook voor het zoeken van een partner zijn de mannetjes afhankelijk van een heel specifiek territorium waar ze ongestoord kunnen 'zweven' of stilhangen in de lucht om een wijfje te verschalken. Dit kan zowel in een tuin, op een open plek in het bos, in een bloemrijk grasland, langs de rand van een poel of in een heideveld zijn.
Het Drongengoed-Maldegemveld in Knesselare en Maldegem is het grootste aaneengesloten boscomplex van Oost-Vlaanderen. De grote variatie in het gebied, waarbij loofbos, naaldbos, ruigtes, natte en droge heide, heischrale graslanden en ook landbouwgronden elkaar afwisselen, weerspiegelt zich in de soortensamenstelling van de waargenomen zweefvliegfauna. In totaal werden 113 soorten genoteerd, waaronder heel wat zeldzame soorten. Verscheidene van de aangetroffen soorten werden nooit eerder gezien ten westen van Brussel.
Het grootste aantal soorten is afhankelijk van loofbos. Vooral de voedselarme eiken-berkenbossen zijn belangrijk in het gebied. Het Wilgenplatvoetje (Platycheirus discimanus) is een topsoort van dergelijke bossen op voedselarme bodem. De soort werd in Vlaanderen niet meer gezien sinds 1950, maar dook in 2010 opnieuw op, eerst in het Drongengoed en later ook in de Kempen.
In de heidegebieden van het Maldegemveld leven verschillende typische soorten van heide en heischraal grasland. Een voorbeeld is het Bijlsprietje (Pelecocera tricincta). Deze soort houdt van droge zandgronden met overgangen van dennenbossen naar heide. De dichtstbijzijnde bekende vindplaatsen liggen dan ook in de Kempen.
Een belangrijk aantal zeldzame soorten is gebonden aan naaldbomen, zowel Grove den als verschillende soorten sparren. Er komen in het gebied zelfs meer soorten voor die afhankelijk zijn van naaldbos, dan soorten die afhankelijk zijn van heide. De larven van bv. het Dennenroetneusje (Parasyrphus annulatus) leven van bladluizen op naaldbomen.
De bevindingen van de studie zijn ook belangrijk voor het beheer van het gebied. Voor zweefvliegen (en ook voor veel andere insecten) is de aanwezigheid van warme en windluwe plekjes zeer belangrijk. Maar het aantal locaties met een geschikt microklimaat is momenteel beperkt in het gebied. Het creëren van onregelmatige, geleidelijke bosranden en het creëren van open plekken in het bos kan hieraan tegemoet komen. Ook voor de heidepercelen en schrale graslanden is het belangrijk dat ze voldoende windluw zijn.
Andere zaken die naar voor komen in de studie zijn het belang van voldoende nectar- en stuifmeelaanbod gedurende het gehele zomerhalfjaar, het belang van licht in de naaldbossen en het belang van oude bomen en dood hout.
Het volledige verhaal werd gepubliceerd in het Natuurhistorisch Tijdschrift Meetjesland. Een kopie hiervan kan bekomen worden bij de auteurs of bij de redactie.
Tekst: Chantal Martens en Jan Versigghel
Foto: Henk Wallays